Translation of "Echtgenoot" in Italian

0.004 sec.

Examples of using "Echtgenoot" in a sentence and their italian translations:

Ik heb een echtgenoot.

- Ho un marito.
- Io ho un marito.

Ze haatte haar echtgenoot.

Odiava suo marito.

Wijlen haar echtgenoot was violist.

Il suo defunto marito era un violinista.

Ze had haar echtgenoot niet graag.

Lei disprezzava il marito.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

- Sarà un bravo marito.
- Lui sarà un bravo marito.

Hij toonde zich een ideale echtgenoot.

- Ha dimostrato di essere un marito ideale.
- Lui ha dimostrato di essere un marito ideale.

- Ik weet niet hoe laat de echtgenoot gebeld heeft.
- Ik weet niet wanneer de echtgenoot gebeld heeft.

- Non so quando il marito abbia chiamato.
- Io non so quando ha chiamato il marito.

Zij zal voor altijd van haar echtgenoot houden.

Amerà suo marito per sempre.

Hij zal een goede echtgenoot voor haar zijn.

Sarà un buon marito per lei.

- Waar is mijn man?
- Waar is mijn echtgenoot?

Dov'è mio marito?

John zal een goede echtgenoot en vader zijn.

John sarà un bravo marito e un bravo padre.

Ik weet niet hoe laat de echtgenoot gebeld heeft.

Non so quando il marito abbia chiamato.

- We hebben onze man verlaten.
- We hebben onze echtgenoot verlaten.

Abbiamo lasciato i nostri sposi.