Translation of "Wanneer" in Hungarian

0.008 sec.

Examples of using "Wanneer" in a sentence and their hungarian translations:

- Sinds wanneer?
- Vanaf wanneer?

- Mikortól?
- Mióta?

Wanneer?

Mikor?

- Wanneer speel je tennis?
- Wanneer speelt u tennis?
- Wanneer spelen jullie tennis?
- Wanneer tennist u?
- Wanneer tennis je?
- Wanneer tennissen jullie?

Mikor teniszezel?

- Wanneer leer je?
- Wanneer leert u?

Mikor tanulsz?

Tot wanneer?

Meddig?

- Wanneer is het gebeurd?
- Wanneer gebeurde dit?
- Wanneer is dit gebeurd?

- Mikor történt ez?
- Ez mikor történt?

- Wanneer eindigt het?
- Wanneer is het voorbij?

Mikor van vége?

- Wanneer gebeurde dit?
- Wanneer is dit gebeurd?

Mikor történt ez?

- Wanneer eindigt het?
- Wanneer houdt dit op?

Mikor végződik?

- Wanneer ben je vrij?
- Wanneer bent u vrij?
- Wanneer zijn jullie vrij?

Mikor érsz rá?

- Wanneer bent u geboren?
- Wanneer ben je geboren?
- Wanneer zijn jullie geboren?

Mikor születtél?

- Wanneer is uw verjaardag?
- Wanneer is het jouw verjaardag?
- Wanneer is je verjaardag?

Mikor van a születésnapod?

- Wanneer begint de wedstrijd?
- Wanneer begint het spel?

- Mikor kezdődik a játszma?
- Mikor kezdődik a játék?

- Wanneer keer je terug?
- Wanneer kom je terug?

Mikor térsz vissza?

- Wanneer zijt ge aangekomen?
- Wanneer ben je aangekomen?

Mikor érkeztél?

- Wanneer begint de voorstelling?
- Wanneer begint de tentoonstelling?

Mikor kezdődik a műsor?

- Wanneer is uw verjaardag?
- Wanneer is je verjaardag?

Mikor van a születésnapod?

- Wanneer is ze geboren?
- Wanneer is zij geboren?

Mikor született?

- Wanneer komt ge terug?
- Wanneer ben je terug?

Mikor jössz vissza?

Wanneer ik reis

Akárhányszor utazom,

Wanneer was dat?

Az mikor volt?

Wanneer verjaart Ernö?

Mikor van Ernő születésnapja?

Wanneer leer je?

Mikor tanulsz?

Wanneer komen ze?

Mikor jönnek?

Wanneer starten we?

Mikor kezdjük el?

Wanneer komt hij?

Mikor jön?

Wanneer vertrek je?

Mikor indulsz?

Wanneer leren jullie?

Mikor tanultok?

Wanneer kom je?

Mikor jössz?

Wanneer werk je?

Mikor dolgozol?

- Wanneer is het jouw verjaardag?
- Wanneer is je verjaardag?

Mikor van a szülinapod?

- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?

Mikor jössz haza?

- Kom wanneer ge maar wilt.
- Kom wanneer je wilt.

- Gyere bármikor, amikor akarsz.
- Gyere, amikor csak akarsz.

- Wanneer zullen we er zijn?
- Wanneer komen we aan?

Mikor érkezünk?

- Weet je wanneer ze komt?
- Weet u wanneer ze komt?
- Weten jullie wanneer ze komt?

Tudod, mikor jön?

- Wanneer was je in Australië?
- Wanneer was u in Australië?
- Wanneer waren jullie in Australië?

Mikor voltál Ausztráliában?

- Wanneer ga je naar Europa?
- Wanneer gaat u naar Europa?
- Wanneer gaan jullie naar Europa?

Mikor mész Európába?

- Wanneer ben je in München?
- Wanneer ben je in Monaco?

- Mikor vagy Münchenben?
- Mikor vagy Monacóban?

- Wanneer gaat ge naar huis?
- Wanneer ga je naar huis?

Mikor mész haza?

Wanneer begint de film?

- Mikor kezdődik a mozi?
- Mikor kezdődik a film?

Wanneer komt hij terug?

Mikor jön vissza?

Wanneer is de begrafenis?

Mikor van a temetés?

Wanneer ben jij gekomen?

Mikor jöttél?

Wanneer is het afgelopen?

Mikor ért véget?

Wanneer is het gebeurd?

- Mikor történt ez?
- Ez mikor történt?

Wanneer deed ik dat?

Mikor tettem én ilyet?

Wanneer is hij teruggekomen?

Mikor tért vissza?

Wanneer kunnen we eten?

Mikor ehetünk?

Wanneer is uw verjaardag?

Mikor van a születésnapod?

Wanneer zal het beginnen?

- Mikor kezdődik?
- Mikor fog elkezdődni?

Wanneer kom je terug?

- Mikor jössz vissza?
- Mikor fogsz visszajönni?

Wanneer ben je getrouwd?

- Mikor házasodtál meg?
- Mikor házasodtál?

Wanneer gaat u komen?

Mikor jössz?

Wanneer is zij geboren?

Mikor született?

Wanneer komt de trein?

Mikor jön a vonat?

Wanneer is het Halloween?

Mikor van a Halloween?

Wanneer ben je terug?

Mikor jössz vissza?

Wanneer zullen we eten?

Mikor együnk?

Wanneer komt ge terug?

- Mikor jössz vissza?
- Mikor jöttök vissza?

Wanneer is het gebouwd?

Mikor épült?

Wanneer ben je aangekomen?

Mikor érkeztél?

Wanneer is het avondeten?

A vacsora hánykor van?

Wanneer komt die aan?

Mikor érkezik meg?

Wanneer zijn de verkiezingen?

- Mikor vannak a választások?
- Mikor tartják a választásokat?

Wanneer bent u geboren?

Ön mikor született?

Wanneer ben je opgestaan?

Mikor keltél fel?

Wanneer heb je gegeten?

Mikor ettél?

Wanneer komt de kerstman?

Mikor jön a Mikulás?

Wanneer ben je geboren?

Mikor születtél?

- Wanneer komt het u uit?
- Wanneer komt het u goed uit?

Mikor felelne meg önnek?

- Wanneer ga je terug naar Japan?
- Wanneer gaan jullie terug naar Japan?
- Wanneer gaat u terug naar Japan?

Mikor mész vissza Japánba?

- Wanneer haal je je kerstboom neer?
- Wanneer haalt u uw kerstboom neer?
- Wanneer haal jullie je kerstboom neer?

- Mikor szeditek le a karácsonyfátokat?
- Mikor szeded le a karácsonyfádat?

- Wanneer ben je uit Duitsland teruggekomen?
- Wanneer ben je uit Duitsland weergekeerd?

Mikor jöttél vissza Németországból?

- Wanneer bent u teruggekomen van Londen?
- Wanneer ben je uit Londen teruggekomen?

Mikor érkeztél vissza Londonból?

Wanneer we de nachtwereld verkennen...

Amint az éjszaka világában kalandozunk,

Wanneer was je ermee klaar?

Mikor fejezted be?

Wanneer begon het te regenen?

Mikor kezdett el esni az eső?

Wanneer is het kasteel gebouwd?

- Mikor építették a kastélyt?
- Mikor épült a vár?
- Mikor épült a kastély?

Wanneer ging hij naar Europa?

Mikor ment Európába?

Wanneer kan ik je bellen?

Mikor hívhatlak?

Wanneer kunnen we elkaar weerzien?

- Mikor látjuk viszont egymást?
- Mikor fogjuk viszontlátni egymást?

Wanneer gaan we naar huis?

Mikor megyünk haza?