Translation of "Wanneer" in Polish

- Sinds wanneer?
- Vanaf wanneer?

Od kiedy?

Wanneer?

Kiedy?

- Wanneer speel je tennis?
- Wanneer speelt u tennis?
- Wanneer spelen jullie tennis?
- Wanneer tennist u?
- Wanneer tennis je?
- Wanneer tennissen jullie?

Kiedy grasz w tenisa?

- Wanneer vertrekt ge?
- Wanneer vertrek je?

Kiedy będziesz wychodzić?

- Wanneer is het gebeurd?
- Wanneer gebeurde dit?
- Wanneer is dit gebeurd?

Kiedy się to wydarzyło?

- Wanneer eindigt het?
- Wanneer houdt dit op?

Kiedy to się skończy?

- Wanneer gebeurde dit?
- Wanneer is dit gebeurd?

Kiedy to się stało?

- Wanneer begint de wedstrijd?
- Wanneer begint het spel?

Kiedy zacznie się gra?

- Wanneer zijt ge aangekomen?
- Wanneer ben je aangekomen?

- Kiedy przyjechałeś?
- Kiedy przyszedłeś?
- Kiedy przyszłaś?
- Kiedy przyszliście?

- Wanneer is ze geboren?
- Wanneer is zij geboren?

Kiedy się urodziła?

- Wanneer begint de voorstelling?
- Wanneer begint de tentoonstelling?

Kiedy zacznie się przedstawienie?

Wanneer was dat?

Kiedy to było?

Wanneer starten we?

Kiedy zaczynamy?

Wanneer leer je?

Kiedy się uczysz?

Wanneer landen we?

Kiedy będziemy lądować?

Wanneer komt hij?

Kiedy on przyjdzie?

Wanneer leren jullie?

Kiedy się uczycie?

Wanneer is het?

Kiedy to jest?

- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?

Kiedy wrócisz do domu?

Wanneer begint de film?

Kiedy zaczyna się film?

Wanneer zal dat ophouden?

Kiedy to się skończy?

Wanneer begint de wedstrijd?

Kiedy zacznie się gra?

Wanneer ben je getrouwd?

- Kiedy się ożeniłeś?
- Kiedy wyszłaś za mąż?

Wanneer werd Duitsland herenigd?

Kiedy Niemcy się zjednoczyły?

Wanneer is het avondeten?

Kiedy jest obiad?

Wanneer kunnen we eten?

Kiedy możemy jeść?

Wanneer zal het beginnen?

Kiedy się rozpocznie?

Wanneer gaat u komen?

Kiedy przyjdziesz?

Wanneer begint je wintervakantie?

Od kiedy są ferie?

Wanneer ben je aangekomen?

Kiedy przyjechałeś?

Wanneer is het gebouwd?

Kiedy to zostało zbudowane?

Wanneer ben je opgestaan?

Kiedy wstałeś?

Wanneer ben je geboren?

Kiedy się urodziłeś?

Wanneer is het ontbijt?

Kiedy jest śniadanie?

- Wanneer ben je naar Rome gereisd?
- Wanneer reisde je naar Rome?

- Kiedy pojechałeś do Rzymu?
- Kiedy pojechałaś do Rzymu?

- Wanneer zal je terugkomen naar school?
- Wanneer kom je terug naar school?

Kiedy wrócisz do szkoły?

Wanneer we de nachtwereld verkennen...

Kiedy badamy świat nocą,

Wanneer begon het te regenen?

Kiedy zaczęło padać?

Wanneer is het kasteel gebouwd?

Kiedy zbudowano ten zamek?

Wees voorzichtig wanneer je oversteekt.

Bądź ostrożny, gdy przekraczasz drogę.

Wanneer kan ik je bellen?

Kiedy mogę do ciebie zadzwonić?

Wanneer komt ze terug thuis?

Kiedy ona wróci do domu?

Wanneer gaan we naar huis?

Kiedy pójdziemy do domu?

Kom wanneer het je uitkomt.

Przyjdź, kiedy ci pasuje.

Wanneer hebt ge haar ontmoet?

Kiedy ją spotkałeś?

Wanneer is de universiteit opgericht?

Kiedy uniwersytet został założony?

Wanneer is deze tempel gebouwd?

Kiedy została zbudowana ta świątynia?

Werkelijk? Wanneer is hij vertrokken?

Naprawdę? Kiedy wyszedł?

Wanneer zullen we er zijn?

Kiedy dojedziemy?

Wanneer arriveren we in Barcelona?

Kiedy przyjedziemy do Barcelony?

Sinds wanneer is zij ziek?

Od kiedy jest chora?

Wanneer heeft de episode plaatsgevonden?

Kiedy wypadek się wydarzył?

Wanneer heb je daarover gehoord?

- Kiedy się o tym dowiedziałaś?
- Kiedy się o tym dowiedziałeś?

Dat gebeurt wanneer het superheet is...

Tak się dzieje, kiedy jest bardzo gorąco.

Behalve wanneer het vrouwtje loops is.

chyba że samica ma ruję.

Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?

Ach, kiedy znów się spotkają?

Ik weet niet wanneer hij komt.

Nie wiem kiedy przyjdzie.

Wanneer bent u teruggekomen van Londen?

Kiedy wróciłeś z Londynu?

Wanneer keert ge terug naar Italië?

Kiedy wróciłeś do Włoch?

Wanneer zijt ge naar Berlijn verhuisd?

Kiedy przeprowadziłeś się do Berlina?

IJs wordt water wanneer het smelt.

Kiedy lód się topi, zmienia się w wodę.

Wanneer ga je terug naar Japan?

Kiedy wracasz do Japonii?

Wanneer eten we? Ik heb honger.

Kiedy jemy? Jestem głodny!

Wanneer ben je uit Londen teruggekomen?

Kiedy wrócił pan z Londynu?

Wanneer ben je gestopt met roken?

Kiedy rzuciłeś palenie?

Wanneer moet ik aan boord gaan?

Kiedy muszę wejść na pokład?

Het is jammer wanneer iemand overlijdt.

Szkoda, gdy ktoś umiera.

Wanneer ben je naar Rome gereisd?

Kiedy pojechałeś do Rzymu?

Tot wanneer is je paspoort geldig?

Do kiedy twój paszport jest ważny?

Laat ons weten wanneer je aankomt.

Daj nam znać, jak dotrzesz.

Wanneer sta je normaal gesproken op?

O której zwykle wstajesz?

- Bel me wanneer je maar wilt.
- Bel me wanneer u maar wilt.
- Bel me wanneer jullie maar willen.
- Bel me op elk moment.

Dzwoń kiedykolwiek.

Agressief, zelfs wanneer het om emotie gaat.

Nawet wtedy, gdy w grę wchodzą uczucia.

Dus wanneer reuzemossels verdwijnen uit het koraalrif

Jeśli przydacznie zaczną znikać z raf,

Ik moet gaan, zelfs wanneer het regent.

Muszę iść, nawet jeśli będzie padać.

Wanneer ze in gevaar zijn, vluchten ze.

Kiedy znajdą się w niebezpieczeństwie, uciekają.

Wanneer is de aardappel ingevoerd in Japan?

Kiedy ziemniaki zostały sprowadzone do Japonii?

Stop met praten wanneer de leraar binnenkomt.

Przestań rozmawiać gdy nauczyciel wchodzi.

Vraag hem wanneer het volgende vliegtuig gaat.

Zapytaj go, kiedy będzie następny lot!

Je ademhaling gaat sneller wanneer je rent.

Oddech jest szybszy, kiedy się biega.

Ik weet niet juist wanneer ik terugkom.

Nie wiem dokładnie, kiedy będę z powrotem.

Wanneer gaan we een hoger taalniveau bereiken?

Kiedy osiągniesz wyższy poziom w tym języku?

Is je verteld wanneer je moet komen?

Powiedziano ci, kiedy masz przyjść?

Wanneer zag je Tom voor het laatst?

Kiedy ostatni raz widziałeś Toma?

- Ik weet niet wanneer Bob naar Japan gekomen is.
- Ik weet niet wanneer Bob in Japan aangekomen is.

Nie wiem, kiedy Bob przyjechał do Japonii.

- Weet u wanneer het de verjaardag van Tom is?
- Weet je wanneer het de verjaardag van Tom is?

- Wiesz kiedy Tom ma urodziny?
- Wiesz kiedy są urodziny Tom'a?