Translation of "Bloemen" in German

0.014 sec.

Examples of using "Bloemen" in a sentence and their german translations:

Bloemen bloeien.

Die Blumen blühen.

- Bloemen zijn geel.
- De bloemen zijn geel.

- Blumen sind gelb.
- Die Blumen sind gelb.

- Jij hebt twee bloemen.
- U heeft twee bloemen.
- Jullie hebben twee bloemen.

- Du hast zwei Blumen.
- Sie haben zwei Blumen.

- Interesseren bloemen u?
- Interesseer je je voor bloemen?

- Interessierst du dich für Blumen?
- Interessiert ihr euch für Blumen?
- Interessieren Sie sich für Blumen?

- Er waren overal bloemen.
- Overal waren er bloemen.

Überall waren Blumen.

Bloemen zijn hard.

Blumen sind zäh.

Zij plukte bloemen.

Sie pflückte Blumen.

Interesseren bloemen u?

- Interessiert ihr euch für Blumen?
- Interessieren Sie sich für Blumen?

Hij kocht bloemen.

Er kaufte Blumen.

Tom plukt bloemen.

Tom pflückt Blumen.

Bloemen zijn geel.

Blumen sind gelb.

Ik koop bloemen.

Ich kaufe Blumen.

Zij verkoopt bloemen.

Sie verkauft Blumen.

Ik ruik bloemen.

Ich rieche Blumen.

Ik verkoop bloemen.

Ich verkaufe Blumen.

Tom kocht bloemen.

Tom kaufte Blumen.

Tom verkoopt bloemen.

Tom verkauft Blumen.

Rozen zijn bloemen.

Rosen sind Blumen.

- Geef de bloemen alsjeblieft water.
- Geef de bloemen alstublieft water.

Bitte gieße die Blumen.

Bloemen trekken bijen aan.

Blumen ziehen Bienen an.

Hoeveel bloemen koop je?

Wie viele Blumen kaufst du?

Vader geeft bloemen water.

Mein Vater gießt die Blumen.

Die bloemen zijn mooi.

Diese Blumen sind schön.

Wat een mooie bloemen!

Was für schöne Blumen!

Ik heb veel bloemen.

Ich habe viele Blumen.

Ik kocht negen bloemen.

Ich habe neun Blumen gekauft.

Ik hou van bloemen.

Ich liebe Blumen.

Tom houdt van bloemen.

Tom liebt Blumen.

Ze schikte de bloemen.

Sie arrangierte die Blumen.

Het kind schilderde bloemen.

Das Kind hat Blumen gemalt.

Dit zijn mooie bloemen.

Das sind schöne Blumen.

Mary ziet paarse bloemen.

Maria sieht purpurfarbene Blumen.

Hij heeft rode bloemen.

Er hat rote Blumen.

Ik kan bloemen ruiken.

Ich rieche Blumen.

Zij houdt van bloemen.

Sie liebt Blumen.

Bloemen sterven zonder water.

- Die Blumen sterben ohne Wasser.
- Die Blumen verwelken ohne Wasser.

De bloemen zijn rood.

Die Blumen sind rot.

Zonnebloemen zijn mooie bloemen.

Sonnenblumen sind schöne Blumen.

Ik heb bloemen meegenomen.

Ich habe Blumen mitgebracht.

Bedankt voor de bloemen.

Danke für die Blumen!

Zijn deze bloemen echt?

Sind diese Blumen echt?

De bloemen zijn geel.

Die Blumen sind gelb.

- Hij plukte bloemen voor haar.
- Hij heeft voor haar bloemen geplukt.

Er pflückte Blumen für sie.

- Waar heb je bloemen gekocht?
- Waar heb je de bloemen gekocht?

- Wo hast du Blumen gekauft?
- Wo hast du die Blumen gekauft?

Interesseer je je voor bloemen?

Interessierst du dich für Blumen?

Betty geeft de bloemen water.

Betty gießt die Blumen.

Ik bestudeer graag wilde bloemen.

Ich untersuche gerne Wildblumen.

Ze kweekt veel soorten bloemen.

Sie züchtet Blumen verschiedenster Art.

Waarom heb je bloemen gekocht?

- Warum hast du Blumen gekauft?
- Warum habt ihr Blumen gekauft?

Wat voor een prachtige bloemen.

- Was für wunderbare Blumen!
- Was für wunderschöne Blumen!

Maria ruikt aan de bloemen.

Maria riecht an den Blumen.

Bloemen groeien in warme landen.

Blumen wachsen in warmen Ländern.

Waar heb je bloemen gekocht?

Wo hast du Blumen gekauft?

Erg bedankt voor de bloemen!

Vielen Dank für die Blumen!

Deze bloemen komen uit Nederland.

Diese Blumen kommen aus den Niederlanden.

Hoeveel bloemen heb je gekocht?

- Wie viel Blumen hast du gekauft?
- Wie viele Blumen hast du gekauft?

Kom niet aan de bloemen.

Nicht die Blumen berühren!

Ik hou van wilde bloemen.

Ich liebe Feldblumen.

De jongen plukt gele bloemen.

Der Junge pflückt gelbe Blumen.

Bedankt voor de mooie bloemen.

Danke für die schönen Blumen.

Raak de bloemen niet aan.

Nicht die Blumen berühren!

Hij weet veel van bloemen.

Ich weiß viel über Blumen.

Ze geeft de bloemen water.

Sie gießt die Blumen.