Translation of "Uitspreken" in German

Laat me uitspreken.

Lass mich ausreden!

Laat hem uitspreken.

Lass ihn aussprechen.

Laat me alsjeblieft uitspreken.

Lass mich bitte ausreden.

Kan iemand dit woord uitspreken?

- Kann jemand dieses Wort aussprechen?
- Kann einer dieses Wort aussprechen?

Hoe zou jij het uitspreken?

Wie würdest du das sagen?

Ik kan uw familienaam niet uitspreken.

Ich kann deinen Nachnamen nicht richtig betont aussprechen.

Ik weet niet hoe ik Toms achternaam moet uitspreken.

Ich weiß nicht, wie man Toms Nachnamen ausspricht.

- Hoe zou jij het zeggen?
- Hoe zou jij het uitspreken?

- Wie würden Sie es sagen?
- Wie würdest du das sagen?
- Wie würdet ihr das sagen?
- Wie würden Sie das sagen?

Ik kan jou niet vertellen hoe je het woord moet uitspreken.

- Ich kann Ihnen nicht sagen, wie Sie das Wort aussprechen müssen.
- Ich kann dir nicht sagen, wie das Wort ausgesprochen wird.

Kan je me één keer laten uitspreken of blijf je me onderbreken?

Darf ich denn wenigstens einmal ausreden, oder willst du mich weiter unterbrechen?

- Weet jij hoe je dit woord moet uitspreken?
- Weet u hoe dit woord uitgesproken dient te worden?

- Weißt du, wie man dieses Wort ausspricht?
- Wissen Sie, wie man dieses Wort ausspricht?