Translation of "Ontmoeten" in German

- Kan je hem ontmoeten?
- Kunt u hem ontmoeten?
- Kunnen jullie hem ontmoeten?

Kannst du dich mit ihm treffen?

Hij wil je ontmoeten.

- Er möchte dich treffen.
- Er will dich kennenlernen.

Ik wil Tom ontmoeten.

Ich möchte Tom treffen.

Je moet hem ontmoeten.

Du solltest ihn treffen.

Tom wil me ontmoeten.

Tom will sich mit mir treffen.

Leuk je te ontmoeten.

Schön, dich zu sehen!

Ik zou haar graag ontmoeten.

Ich würde sie gerne treffen.

Tom wilde je graag ontmoeten.

Tom wollte sich mit dir treffen.

Henriko zou u willen ontmoeten.

Heinrich würde dich gerne kennenlernen.

Ik wil graag Tom ontmoeten.

Ich will mich mit Tom treffen.

- Iedereen wil u ontmoeten, u bent een beroemdheid!
- Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!
- Iedereen wil jou ontmoeten, je bent beroemd!

- Alle wollen dich kennenlernen. Du bist berühmt!
- Alle wollen euch kennenlernen. Ihr seid berühmt!
- Alle wollen Sie kennenlernen. Sie sind berühmt!

- Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!
- Iedereen wil jou ontmoeten, je bent beroemd!

Alle wollen dich kennenlernen. Du bist berühmt!

Ik heb je altijd willen ontmoeten.

- Ich wollte dich schon immer kennenlernen!
- Ich habe dich immer treffen wollen.

Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?

- Ah, wann treffen sie sich wieder?
- Ah, wann werden sie sich wiedersehen?

Waarom wilde ze hem niet ontmoeten?

Warum wollte sie ihn nicht treffen?

Egoïsten ontmoeten elkaar niet, ze botsen.

Egoisten treffen nicht aufeinander, sondern kollidieren.

Waar zullen we elkaar morgen ontmoeten?

- Wo wollen wir uns morgen treffen?
- Wo treffen wir uns morgen?

Ze had hem gisteren kunnen ontmoeten.

Sie hätte ihn gestern treffen können.

- Een man genaamd mijnheer Itoh wil jou ontmoeten.
- Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.

- Jemand namens Itō will dich treffen.
- Jemand mit Namen Itō will Sie treffen.
- Ein Herr Itō will Sie treffen.
- Ein Herr Itoh möchte zu Ihnen.
- Ein Herr Itoh möchte Sie besuchen.

Waar en wanneer kunnen we elkaar ontmoeten?

Wann und wo könnten wir uns treffen?

Laten we elkaar ontmoeten voor het theater.

Lass uns uns vor dem Theater treffen.

Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.

- Jemand namens Itō will dich treffen.
- Ein Herr Itō will Sie treffen.

Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!

Jeder will dich kennenlernen, du bist berühmt.

Ik ben blij je weer te ontmoeten.

Ich freue mich, dich wiederzusehen.

Wanneer en waar zullen wij elkaar ontmoeten?

Wann und wo wollen wir uns treffen?

Ik kijk ernaar uit u te ontmoeten.

Ich habe mich schon darauf gefreut, Sie kennenzulernen.

Ik ben heel blij u te ontmoeten.

Ich bin sehr froh, Sie zu treffen.

Ik heb u altijd al willen ontmoeten.

Ich habe Sie immer schon kennenlernen wollen.

Ik ben Braziliaans. -Oké. Fijn u te ontmoeten.

-Wir sind Brasilianer. -In Ordnung. Schön, Sie kennenzulernen.

Altijd wanneer ze elkaar ontmoeten, hebben ze ruzie.

Immer, wenn sie sich treffen, streiten sie sich.

Een man genaamd mijnheer Itoh wil jou ontmoeten.

Ein Herr Itō will Sie treffen.

Ze beloofde hem te ontmoeten in een café.

Sie versprach, ihn im Café zu treffen.

Dank u wel dat u mij wilde ontmoeten.

Danke, dass Sie sich Zeit für mich nehmen.

Ik kon je niet ontmoeten op het vliegveld.

Ich konnte dich nicht am Flughafen treffen.

Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.

Du kannst ihn treffen.

Ik kijk ernaar uit om je te ontmoeten.

Ich freue mich dich zu treffen.

Waarom wil mijn klasgenoot onze leraar niet ontmoeten?

Warum will sich mein Klassenkamerad nicht mit unserem Lehrer treffen?

Vergeet niet mij aan het station te ontmoeten.

Vergiss nicht, mich vom Bahnhof abzuholen!

Ik heb geen tijd om u te ontmoeten.

Ich habe keine Zeit, Sie zu treffen.

Iedereen wil u ontmoeten, u bent een beroemdheid!

Alle wollen Sie kennenlernen. Sie sind berühmt!

Ik vond het leuk, je hier te ontmoeten.

Es hat mich gefreut, dich hier zu treffen!

En naar mensen die we nooit dachten te ontmoeten

uns Personen vorstellte, die wir nie kennengelernt hätten

Ken ging naar het park om Yumi te ontmoeten.

Ken ging in den Park, um sich mit Yumi zu treffen.

Ik had de eer niet om hem te ontmoeten.

Ich hatte nicht die Ehre, ihn zu kennen.

Het doet me plezier dat we elkaar hier ontmoeten.

Es freut mich, dass wir uns hier treffen.

Tom ging naar het park om Mary te ontmoeten.

Tom ging in den Park, um Mary zu treffen.

Het is mij een eer u te mogen ontmoeten.

Es ist mir eine Ehre, Ihnen zu begegnen.

Al wat je moet doen, is haar daar te ontmoeten.

Alles, was du tun musst, ist, sie dort zu treffen.

Het spijt me dat ik je vanavond niet kan ontmoeten.

Ich bedaure, dass ich dich heute Abend nicht treffen kann.

Steeds wanneer we elkaar ontmoeten klaagt hij over zijn vrouw.

Immer wenn wir uns treffen, beschwert er sich über seine Frau.

Ik ben blij je eindelijk in levenden lijve te ontmoeten.

- Ich freue mich, dich endlich persönlich kennenzulernen.
- Ich freue mich, Sie endlich persönlich kennenzulernen.

- Fijn u te ontmoeten. Ik ben een miereneter.
- Aangenaam kennis te maken. Ik ben een miereneter.
- Fijn je te ontmoeten. Ik ben een miereneter.

Freut mich, dich kennenzulernen. Ich bin ein Ameisenesser.

Toen Napoleon terugkeerde uit ballingschap, ging Suchet hem ontmoeten in Parijs.

Als Napoleon aus dem Exil zurückkehrte, besuchte Suchet ihn in Paris.

Om de studenten te ontmoeten, en na afloop hebben we samen geluncht.

und hat die Schüler getroffen. Und danach aßen wir gemeinsam zu Mittag.

Eindelijk ontmoeten we elkaar dan! Ik heb hier zo lang op gewacht.

Endlich treffen wir uns! Ich habe so lange auf diesen Moment gewartet.

Hij veronderstelde ten onrechte, dat ze gekomen was om hem te ontmoeten.

- Er nahm irrtümlicherweise an, dass sie vorbeigekommen war, um ihn zu sehen.
- Es war ein Irrtum seinerseits zu glauben, dass sie sich mit ihm träfe.

Culturen uit het Oosten en het Westen ontmoeten elkaar in dit land.

- In diesem Land begegnen sich die Kulturen des Morgen- und des Abendlandes.
- In diesem Land begegnen sich die Kulturen des Ostens und des Westens.

- Waar zien we elkaar?
- Waar ontmoeten we elkaar?
- Waar spreken we af?

- Wo treffen wir uns?
- Wo wollen wir uns treffen?
- Wo sollen wir uns treffen?

Het spijt mij dat ik de kans gemist heb haar te ontmoeten.

Das ärgert mich, dass ich die Chance verpasst habe, sie zu treffen.

- Ze kon zich niet bij hem voegen.
- Ze kon hem niet ontmoeten.

Sie konnte sich nicht mit ihm treffen.

Ze had er nooit van gedroomd hem in een vreemd land te ontmoeten.

Sie hätte sich nie träumen lassen, dass sie ihm in einem fremden Land begegnen würde.

Ik zou nooit gedacht hebben dat ik haar op zo een plaats zou ontmoeten.

Ich hätte nie erwartet, sie an so einem Ort anzutreffen.

We zoeken de dorpsoudste... ...die me moet ontmoeten om de vaccins in ontvangst te nemen.

Wir suchen den Dorfältesten. Er will mich treffen, um die Impfstoffe entgegenzunehmen.