Translation of "Vertrekken" in French

- Jullie mogen vertrekken.
- Zij mogen vertrekken.

Vous pouvez partir.

Je mag vertrekken.

- Tu peux y aller.
- Tu peux partir.
- Tu peux t'en aller.

We vertrekken vanmiddag.

Nous partons cet après-midi.

Morgen vertrekken we.

- Demain on part.
- Nous partons demain.

We vertrekken overmorgen.

Nous partirons après-demain.

We vertrekken nu.

- Nous partons maintenant.
- Nous nous en allons maintenant.
- On part maintenant.

Jullie mogen vertrekken.

Vous pouvez partir.

Ik zou vertrekken.

Je partirais.

Ik zal vertrekken.

Je partirai.

We moeten vroeg vertrekken.

Nous devons partir tôt.

We vertrekken morgen namiddag.

Nous partons demain après-midi.

We gaan morgen vertrekken.

Nous allons partir demain.

We vertrekken zonder hem.

Nous voyageons sans lui.

Hij kan morgen vertrekken.

Il peut partir demain.

Tom kan morgen vertrekken.

Tom peut s'en aller demain.

Ga je morgen vertrekken?

Est-ce que tu sortiras demain ?

We zouden graag vertrekken.

Nous aimerions partir.

Moest je vroeg vertrekken?

- Est-ce que vous deviez partir de bonne heure ?
- Est-ce que tu devais partir de bonne heure ?
- Deviez-vous partir de bonne heure ?
- Devais-tu partir de bonne heure ?
- Est-ce que tu devais partir tôt ?
- Devais-tu partir de tôt ?
- Deviez-vous partir tôt ?
- Est-ce que vous deviez partir tôt ?

Wanneer moet je vertrekken?

Quand est-ce que tu dois partir ?

We zullen nu vertrekken.

Nous allons partir, à présent.

We hadden vroeger moeten vertrekken.

Nous aurions dû partir plus tôt.

Je moet nu niet vertrekken.

Tu ne dois pas partir maintenant.

We vertrekken over vijf minuten.

- Nous partons dans cinq minutes.
- On part dans cinq minutes.

De trein zal binnenkort vertrekken.

Le train part bientôt.

Een trein zal binnenkort vertrekken.

Un train va bientôt partir.

Ze gaan vertrekken naar New York.

Ils sont partis pour New York.

Ik ben klaar om te vertrekken.

- Je suis prêt à y aller.
- Je suis prêt pour partir.
- Je suis prête pour partir.

- We moeten vertrekken.
- We moeten gaan.

- Il faut partir.
- Il nous faut partir.

Moet ik op staande voet vertrekken?

Dois-je partir sur-le-champ ?

- Je moet gaan.
- Je moet vertrekken.

- Il faut que tu t'en ailles.
- Tu dois y aller.
- Tu dois partir.
- Tu dois t'en aller.

- We gaan morgen.
- Morgen vertrekken we.

- Nous partirons demain.
- Nous partons demain.

Het is tijd om te vertrekken.

- Il est temps d'y aller.
- Il est temps de partir.

We zijn klaar om te vertrekken.

Nous sommes prêts à partir.

- Zeg hen mij te bellen voordat ze vertrekken.
- Laat ze me bellen voordat ze vertrekken.

Dis-leur de m'appeler avant qu'ils ne partent.

De regen weerhield me om te vertrekken.

La pluie m'a empêché d'y aller.

Het vliegtuig zal over één uur vertrekken.

L'avion décollera dans une heure.

Hij eiste dat we direct zouden vertrekken.

Il exigea que nous partions sans délai.

- We gaan morgen vertrekken.
- We gaan morgen.

- Nous allons partir demain.
- Nous partirons demain.

- We zullen spoedig vertrekken!
- We gaan zo!

On y ira bientôt !

Ik kan niet wachten om te vertrekken.

J'ai hâte de partir.

Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?

D'où partent les bus pour l'aéroport ?

Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.

Veuillez m'excuser, je dois partir.

We vertrekken zodra het stopt met regenen.

Nous irons lorsqu'il s'arrêtera de pleuvoir.

Binnen hoeveel tijd zal die bus vertrekken?

Dans combien de temps cet autobus partira-t-il ?

Wanneer ben je klaar om te vertrekken?

Quand seras-tu prêt à partir ?

Nu is het onmogelijk om te vertrekken.

C'est impossible de sortir maintenant.

- Ik wil graag weg.
- Ik wil graag vertrekken.
- Ik wil graag weggaan.
- Ik zou graag willen vertrekken.

Je souhaiterais partir.

- Ik heb je geen toestemming gegeven om te vertrekken.
- Ik heb u geen toestemming gegeven om te vertrekken.

- Je ne vous ai pas donné la permission de partir.
- Je ne t'ai pas donné la permission de partir.

Laat ons vertrekken van zodra hij terug is.

Partons dès qu'il est revenu.

De trein stond op het punt te vertrekken.

Le train était sur le point de partir.

Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken!

- Je t'ordonne de partir immédiatement.
- Je vous ordonne de partir immédiatement.

Zeg hen mij te bellen voordat ze vertrekken.

Dis-leur de m'appeler avant qu'ils ne partent.

Ik stel voor dat we op vrijdag vertrekken.

Je propose que l'on sorte le vendredi.

Ze stond op het punt om te vertrekken.

Elle était sur le point de sortir.

- Wanneer moet je weg?
- Wanneer moet je vertrekken?

Quand est-ce que tu dois partir ?

- Wil je vandaag vertrekken?
- Willen jullie vandaag gaan?

- Est-ce que tu veux partir aujourd'hui ?
- Voulez-vous partir aujourd'hui ?

- Wanneer wilt u vertrekken?
- Wanneer wilt u gaan?

Quand voulez-vous prendre l'avion ?

Normaal gesproken vertrekken otterpups als hun moeders opnieuw bevallen.

Normalement, les petits partent lorsque leur mère accouche à nouveau.

In geval dat het regent, zal ik niet vertrekken.

Au cas où il pleuvrait, je n'y vais pas.

Het is al elf uur. Ik moet nu vertrekken.

Il est déjà onze heures. Je dois partir.

Hij staat op het punt naar Londen te vertrekken.

Il est sur le point de partir pour Londres.

Ik denk dat het tijd is om te vertrekken.

- Je pense qu'il est temps de partir.
- Je pense que c'est l'heure de partir.

- Je mag gaan.
- Je kunt beginnen.
- Je mag vertrekken.

Tu peux partir.

We zijn het allemaal eens dat we vroeg moeten vertrekken.

Nous sommes tous d'accord sur le fait que nous devons partir tôt.

Uiteindelijk heeft ze beslist om naar het buitenland te vertrekken.

Elle a finalement décidé de partir à l'étranger.

Ik ben me aan het voorbereiden om morgen te vertrekken.

Je me prépare à partir demain.

We zijn gekomen met regen maar vertrekken in de zon.

Nous partîmes sous la pluie mais revînmes sous le soleil.