Translation of "Toespraak" in French

Haar toespraak was uitmuntend.

Son discours était excellent.

Zijn toespraak beroerde ons.

Son discours nous a émus.

Hoe ging je toespraak?

- Comment s'est déroulé ton discours ?
- Comment s'est déroulé votre discours ?

Moet ik een toespraak houden?

Dois-je faire un discours ?

Haar toespraak ontroerde het publiek.

- Le discours qu'elle a tenu a ému l'auditoire.
- Son discours émut l'auditoire.

De ceremonie begon met zijn toespraak.

La cérémonie débuta par son discours.

Zijn lange toespraak verveelde ons allen.

Son discours interminable nous a tous ennuyés.

De spreker splitst zijn toespraak op.

Le locuteur dédouble son discours.

Zijn toespraak maakte indruk op de toehoorders.

Son discours émut l'auditoire.

Hij moet een toespraak houden tijdens het feest.

Il doit prononcer un discours pendant la fête.

Je hoeft geen formele toespraak voor te bereiden.

Tu n'as pas besoin de préparer une allocution formelle.

- Haar toespraak was uitmuntend.
- Haar speech was uitstekend.

- Son discours était excellent.
- Son discours fut excellent.

Ik was zeer onder de indruk van zijn toespraak.

J'étais très impressionné par son discours.

Hij viel in het midden van zijn toespraak flauw.

Il s'est évanoui au milieu de son discours.

Wat als je een toespraak hield en er kwam niemand?

Et si tu faisais un discours et que personne ne venait ?

- Niemand luisterde naar de toespraak.
- Niemand luisterde naar de speech.

Personne n'écoutait le discours.

Zijn toespraak duurde zo lang, dat men in slaap viel.

Son discours était si long que des gens ont commencé à s'endormir.

Uw prachtige toespraak, het waren toch maar parels voor de zwijnen.

Ton merveilleux discours était de la confiture aux cochons.

Zijn toespraak kwam niet overeen met de wil van de partij.

Son discours ne reflétait pas les volontés du parti.

Tom zegt dat hij gevraagd werd om een toespraak te geven.

Tom dit qu'il lui a été demandé de faire un discours.

- Zijn speech was een regelrechte ramp.
- Zijn toespraak was een regelrechte ramp.

Sa diction était un désastre absolu.

- Hij hield een rede.
- Hij hield een toespraak.
- Hij hield een redevoering.

Il a fait un discours.