Translation of "Ermee" in French

Stop ermee!

Cesse enfin !

- Hou daarmee op.
- Hou ermee op.
- Stop ermee.

Arrêtez ça.

Hou ermee op!

- Arrête !
- Arrêtez !
- Arrêtez ça !

Ik stop ermee.

J'abandonne.

Hij begon ermee!

C'est lui qui a commencé !

Hou ermee op.

Assez !

Veel geluk ermee.

Bonne chance avec ça !

Wat is ermee?

- De quoi s'agit-il ?
- De quoi il s'agit?

Pas ermee op!

- Méfie-t'en !
- Méfiez-vous en !

Ik kap ermee.

- J'arrête.
- Je jette l'éponge.

We zijn ermee weggekomen.

On s'en est sortis.

Tom is ermee eens.

Tom est d'accord.

Hebt ge ermee gedaan?

L'as-tu terminé ?

Hoe gaat het ermee?

- Ça va ?
- Comment ça va ?
- Comment cela se passe-t-il ?

Ze bemoeien zich ermee.

Ils interfèrent.

Tom wil ermee ophouden.

- Tom veut arrêter.
- Tom veut abandonner.

Tom wil ermee stoppen.

Tom veut démissionner.

Wanneer was je ermee klaar?

Quand l'avez-vous terminé ?

Zijn jullie het ermee eens?

Êtes-vous d’accord ?

Ik ben het ermee eens.

Je suis d'accord.

Ik kan goed ermee schrijven.

J'écris bien avec.

Wat gaat u ermee doen?

- Qu'allez-vous en faire ?
- Qu'en ferez-vous ?

En besloten dat het ermee overeenkwam,

et conclurent que c'était la même.

Of als je ermee werd uitgescholden,

ou si on l'a utilisé pour vous insulter,

Of iemand anders werd ermee uitgescholden,

ou si vous avez vu quelqu'un être insulté avec ce mot,

Zoveel dat hij ermee gestopt is.

Jusqu'au point où il a dû arrêter d'en faire.

- Hou daarmee op!
- Hou ermee op!

Arrêtez !

- Ik neem ontslag.
- Ik stop ermee.

Je démissionne.

Tinder? F*ck-it, weg ermee.

Tinder ? Vas te faire foutre !

Nee, ik ben het ermee eens.

Non, je suis d'accord.

- Hij nam ontslag.
- Hij stopte ermee.

- Il laissa tomber.
- Il a laissé tomber.

- Ik ben het ermee eens.
- Akkoord.

Je suis d'accord.

- Hou op.
- Stop ermee.
- Stop daarmee.

Arrêtez ça.

Of de angstgevoelens die ermee gepaard gaan.

ni cette anxiété qui va avec.

- We zijn ermee bezig.
- We werken eraan.

- Nous y travaillons.
- On y travaille.

Me moeten ermee ophouden onszelf te bedriegen.

Nous ne pouvons pas continuer à nous abuser.

- Tom was ermee eens.
- Tom stemde in.

Tom était d'accord.

Stop ermee zo politiek correct te zijn.

Arrête d'être aussi politiquement correct.

- Boe! Stop ermee!
- Boe! Hou daarmee op!

Bouh ! Ça suffit !

Het is moeilijk om ermee te leven.

Il est difficile à vivre.

- Ik geef het op.
- Ik stop ermee.

- Je laisse tomber.
- J'abandonne.
- Je donne ma langue au chat.

- Ik stap op.
- Ik neem ontslag.
- Ik dien mijn ontslag in.
- Ik kap ermee.
- Ik stop ermee.

- Je démissionne.
- J'ai démissionné.
- J'arrête.
- J'ai arrêté.

Je moet gewoon beslissen dat je ermee stopt.

Vous n'avez qu'à prendre la décision d'arrêter.

En we verwerpen ieder verhaal in tegenspraak ermee.

Et nous rejetons toute histoire qui la contredit.

Dus helpen mijn zussen en ik haar ermee.

Donc, mes sœurs et moi, on l'aide.

- Hou daarmee op!
- Hou ermee op!
- Laat dat!

- Arrêtez !
- Arrêtez ça !

- Maria was het ermee eens.
- Maria stemde toe.

Marie était d'accord.

Ik was het ermee eens het te kopen.

J'ai accepté de l'acheter.

- Hou daarmee op!
- Hou ermee op!
- Stop daarmee!

- Arrête ça !
- Arrête avec ça !
- Arrêtez !
- Arrêtez ça !
- Arrête ça !

- Als je dat niet fijn vindt, hou ik ermee op.
- Als dat je niet bevalt, hou ik ermee op.

- Si vous n'aimez pas ça, je vais m'arrêter.
- Si tu n'aimes pas ça, je vais m'arrêter.

Doen wat ik ermee wilde, en mijn resultaten voorspellen.

je pouvais faire ce que je voulais, et prédire mes résultats.

Ideeën zijn niet verantwoordelijk voor wat mensen ermee doen.

Les idées ne sont pas responsables de ce que les hommes en font.

- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?

Comment ça va ?

Hoe ben je van plan ermee om te gaan?

Comment vas-tu gérer ça?

- Wat ga je ermee doen?
- Wat gaat u ermee doen?
- Wat gaan jullie ermee doen?
- Wat ben je daarmee van plan?
- Wat bent u daarmee van plan?
- Wat zijn jullie daarmee van plan?

- Qu'allez-vous en faire ?
- Que vas-tu en faire ?

- Ik knikte om te laten zien dat ik het ermee eens was.
- Ik knikte om aan te geven dat ik ermee instemde.

J’ai hoché la tête pour montrer que j’étais d’accord.

We hebben er allemaal toegang toe en kunnen ermee werken.

sont des choses que nous pouvons tous aborder et améliorer.

- Hoe gaat het ermee?
- Wat is er gaande?
- Alles goed?

Quoi de beau ?

- Wees niet zo naïef.
- Stop ermee zo naïef te zijn.

- Arrête d'être si naïf.
- Arrêtez d'être si naïf.
- Arrête d'être si naïve.
- Arrêtez d'être si naïve.
- Arrêtez d'être si naïves.
- Arrêtez d'être si naïfs.

- Ik ben het ermee eens.
- Ik ben dezelfde mening toegedaan.

- Je suis d'accord.
- Je suis du même avis.

Vroeger heb ik veel gerookt, maar ik ben ermee gestopt.

- Je fumais beaucoup avant, mais j'ai arrêté.
- Je fumais beaucoup, mais maintenant j'ai arrêté.

- Goedenavond, hoe maakt u het?
- Goeienavond, hoe gaat het ermee?

- Bonsoir, comment allez-vous ?
- Bonsoir, ça va ?
- Bonsoir, comment ça va ?
- Bonsoir, comment allez-vous ?

Hij heeft niet veel geld, maar hij komt ermee toe.

Il a peu d'argent, mais il se débrouille.

- Au! Hou daarmee op!
- Dat doet pijn! Hou ermee op!

Aïe ! Arrête !

Om te weten wat ermee gebeurt als het daar naartoe gaat.

pour comprendre ce qui va lui arriver une fois enfoui.

- Schiet op.
- Doe wat je moet doen.
- Aan de slag ermee.

- Continuez !
- Continue !

- Ik neem ontslag.
- Ik zal ontslag nemen.
- Ik zal ermee stoppen.

J'abandonnerai.

- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe staan de zaken?

Comment vont les choses ?

Als ik hem kan gebruiken, kom ik ermee tot aan de weg.

Si je peux l'utiliser, ça me conduira près de la route.

Als twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen.

Quand deux personnes se disputent, la troisième se délecte.

- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe maak je het?
- Hoe is het ermee?
- Hoe gaat het met jullie?

- Comment vas-tu ?
- Comment allez-vous ?
- Ça va ?
- Comment ça va ?
- Comment vous portez-vous ?
- Comment ça va ?

- Ik ben het ermee eens.
- Akkoord.
- Oké.
- In orde.
- Het is een deal!
- Goed.

- C'est entendu.
- D'accord.
- C'est d'accord.
- Affaire conclue !
- Entendu !

- Stop!
- Hou op!
- Dat is genoeg.
- Dat volstaat.
- Hou daarmee op!
- Hou ermee op!
- Halt!
- Ophouden!

- Arrête !
- Arrête !

- Stop!
- Hou op!
- Hou daarmee op!
- Hou ermee op!
- Hou daar toch mee op.
- Ophouden!
- Stop daarmee!

Arrêtez !

- Hij kent geen enkel woord Frans, maar anderzijds kan hij wel Engels spreken alsof hij ermee opgegroeid is.
- Hij spreekt geen enkel woord Frans, maar aan de andere kant spreekt hij Engels alsof hij ermee is opgegroeid.

Il ne sait même pas dire la moindre phrase en français, par contre il parle anglais comme si c'était sa langue maternelle.

Hij kent geen enkel woord Frans, maar anderzijds kan hij wel Engels spreken alsof hij ermee opgegroeid is.

- Il ne parle même pas un mot de français, mais d'un autre côté, il parle la langue anglaise comme s'il avait grandi avec elle.
- Il ne parle pas un traître mot de français, mais d'un autre côté, il parle l'anglais comme s'il avait grandi avec.

- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe gaat het met jullie?

- Comment vas-tu ?
- Comment allez-vous ?
- Ça va ?
- Comment ça va ?
- Comment ça va ?