Translation of "Gij" in English

- Gij ook, Brutus?
- Ook gij, Brutus?

You too, Brutus?

Gij eerst.

- You go first.
- After you.

Waar woont gij?

Where do you guys live?

Gij ook, Brutus?

You too, Brutus?

Reist gij veel?

Do you travel a lot?

Gelooft gij mij?

Do you believe me?

Kunt gij autorijden?

- Can you drive a car?
- Can you drive?
- Do you know how to drive a car?
- Do you know how to drive?

- Gij ook, Brutus?
- Ook gij, Brutus?
- Tevens jij, Brutus?

You too, Brutus?

Want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.

For dust thou art, and unto dust shalt thou return.

Gij zijt geen Japanees.

You are not Japanese.

Kent gij mijnheer Brown?

Do you know Mr. Brown?

Doet gij aan sport?

Do you play any sports?

Overigens, speelt gij viool?

By the way, do you play the violin?

Omdat gij het zegt.

Since you say so.

Gij moet dat doen.

- You must do it.
- You should do that.
- You have to do that.
- You must do that.

Hoeveel zussen hebt gij?

How many sisters do you have?

Zijt gij Tom niet?

Aren't you Tom?

Waar woont gij eigenlijk?

By the way, where do you live?

- Gij spreekt.
- Ge spreekt.

Thou speakest.

Gij zijt nieuwe studenten.

- You are new students.
- You are all new students.

Waart gij gisteravond thuis?

- Were you home last night?
- Were you at home last night?

Kunt gij snel lopen?

Can you run fast?

Gij werkt hier niet.

You don't work here.

Gij zijt een artiest.

You're an artist.

Voelt gij u ziek?

- Are you feeling sick?
- Do you feel sick?

Gij zult niet doden.

- Thou shalt not kill.
- You must not kill.

Gij weet dat niet.

You don't know that.

Welke talen spreekt gij?

What languages do you speak?

Gij zult niet doden!

You shall not kill.

Gij klaagt altijd maar!

You're always complaining!

Houdt gij van renaissancekunst?

Do you like Renaissance art?

Vooruit! Gij kunt dat!

Go! You can do it!

"Kunt gij gitaar spelen?" "Ja."

"Can you play the guitar?" "Yes, I can."

Zoek en gij zult vinden.

Seek, and you will find.

Hebt gij dit boek geschreven?

Did you write this book?

Gij hebt een goed geheugen.

Your memory is good.

Gedenk dat gij stof zijt.

Remember that you are dust.

Eet gij 's morgens thuis?

Do you have breakfast at home?

Hoe laat staat gij op?

- What time do you get up?
- When do you get up?

Zo! Gij zijt haar broer!

So you're her brother!

Kent gij toevallig professor Brown?

Do you know Professor Brown by any chance?

Van waar komt gij allemaal?

Where are you all from?

Hebt gij uw huiswerk al af?

Have you finished doing your homework yet?

Alleen gij kunt de vraag beantwoorden.

Only you can answer the question.

Weet hij wat gij gedaan hebt?

Does he know what you did?

Hij is veel groter dan gij.

He's much taller than you.

Luistert gij eigenlijk wel naar mij?

Are you listening to me at all?

- Gij zijt kinderen.
- Jullie zijn kinderen.

You are children.

- Gij eerst.
- Ga jij maar eerst.

After you.

Kent gij toevallig een professor Braun?

Do you happen to know any Professor Braun?

Laat gij uw kinderen koffie drinken?

Do you let your children drink coffee?

- Spreekt gij Klingon?
- Spreek jij Klingon?

Do you speak Klingon?

We weten alles wat gij weet.

We know everything you know.

Kunt gij een computer nuttig gebruiken?

Can you use a computer?

Gij zijt niet jonger dan ik.

- You are no younger than I am.
- You're no younger than I am.
- You aren't any younger than I am.

- Kunt gij autorijden?
- Kun je autorijden?

- Can you drive a car?
- Do you know how to drive a car?

- Waar woon je?
- Waar woont gij?

- Where do you live?
- Where are you living?