Translation of "Werk" in English

Werk!

- Work.
- Work!

Goed werk.

Good job.

Werk langzaam.

Work slowly.

Ik werk.

I work.

Werk je?

Are you working?

Goed werk!

- Thanks for your hard work.
- Good job!
- Thank you for your hard work.

- Ik werk voor jou.
- Ik werk voor u.
- Ik werk voor jullie.

I work for you.

- Mijn werk is gedaan.
- Mijn werk is voltooid.

My work is finished.

- Werk jij op maandagen?
- Werk jij 's maandags?

Do you work on Mondays?

Dus, goed werk.

So, good work.

Waar werk je?

Where do you work?

Bid en werk.

Pray and work.

Ik werk mee.

- I'm cooperating.
- I'm cooperative.

Hij zoekt werk.

He is looking for a job.

Zoek je werk?

- Are you looking for a job?
- Are you looking for work?

Er is werk.

It's work.

Het is werk.

It's work.

Ik werk alleen.

- I work alone.
- I work on my own.

Ik werk hier.

I work here.

Ik werk graag.

- I like to work.
- I like working.

Ik werk weer.

I'm working again.

Werk maakt vrij.

- Work makes free.
- Work liberates.

Nog meer werk?

More work?

Ik werk nog.

- I'm still working.
- I'm still at work.

Bid en werk!

Pray and work!

Wij zoeken werk.

We are looking for a job.

Ik werk veel.

I work a lot.

Wanneer werk je?

When do you work?

Ik werk niet.

- I do not work.
- I don't work.

Werk je hier?

Do you work here?

U zoekt werk.

- You're looking for work.
- You're looking for a job.

- Ik werk niet op zondag.
- Ik werk 's zondags niet.
- Ik werk zondags niet.

- I don't work on Sunday.
- I do not work on Sunday.

- Vind je het werk leuk?
- Doe je het werk graag?
- Vindt u het werk leuk?
- Doet u het werk graag?

Do you enjoy the work?

- Hij zoekt werk.
- Hij is werk aan het zoeken.

- He is looking for a job.
- He is seeking employment.
- He is after a job.

- Ga door met je werk.
- Zet je werk voort.

Carry on with your work.

- Hoe doet hij zijn werk?
- Hoe doet zij haar werk?

How does he do his job?

- Ik werk niet op zondag.
- Ik werk 's zondags niet.

I don't work on Sunday.

- Ik werk in de zoo.
- Ik werk in de dierentuin.

I work at the zoo.

- Vindt u het werk leuk?
- Doet u het werk graag?

Do you enjoy the work?

- Veel werk kan worden vermeden.
- Veel werk kan vermeden worden.

A lot of work can be avoided.

Het werk begint hier.

The work starts here.

Het werk begint samen.

The work starts together.

Goed werk. Goed gedaan.

Okay, good job. Well done.

Voor wie werk je?

- Who do you work for?
- Who is it that you're working for?
- Whom do you work for?
- Who are your working for?

Mijn werk is gedaan.

- My work is finished.
- My work is done.

Ik werk 's nachts.

- I work during the night.
- I work nights.

Het werk kan wachten.

The work can wait.

Werk je op zondag?

- Do you work on Sundays?
- Do you have to work on Saturdays?

Het werk gaat voor.

Work is more important.

Ze deed goed werk.

- She did a good job.
- She did a great job.

Ik werk tot zondag.

I work until Sunday.

Ik werk in Milaan.

I work in Milan.

Dat is je werk.

That's your job.

Waarom werk jij hier?

Why do you work here?

Ik werk nu hier.

I work here now.

Werk niet te hard!

- Don't work too hard.
- Don't work too hard!