Translation of "Langzaam" in English

0.006 sec.

Examples of using "Langzaam" in a sentence and their english translations:

- Ga langzaam.
- Loop langzaam.
- Ga langzaam!
- Ga langzaam vooruit.
- Wandel langzaam.

- Walk slowly.
- Walk slowly!

- Rij langzaam.
- Rij langzaam!

Drive slowly.

- Eet langzaam!
- Eet langzaam.

- Eat meals slowly.
- Eat slowly.

- Spreek langzaam!
- Spreek langzaam.

Speak slowly!

Langzaam!

Slowly!

- Leer langzaam.
- Hij leert langzaam.
- Zij leert langzaam.

He is slow to learn.

- Loop langzaam.
- Ga langzaam!
- Loop rustig door.
- Ga langzaam vooruit.
- Wandel langzaam.

- Walk slowly.
- Walk slowly!

- Langzaam alsjeblieft.
- Langzaam aan, alsjeblieft.

Slowly, please.

- Adem langzaam uit!
- Langzaam uitademen!

Exhale slowly.

Werk langzaam.

Work slowly.

Spreek langzaam.

Speak slowly.

Rij langzaam.

Drive slowly.

Eet langzaam.

Eat meals slowly.

Ga langzaam.

Walk slowly.

Langzaam alsjeblieft.

Slowly, please.

Spreek langzaam!

Speak slowly!

Sterf langzaam!

Die slowly!

Rij langzaam!

Drive slowly.

Ga langzaam!

- Walk slowly.
- Walk slowly!

Eet langzaam!

- Eat slowly.
- Eat your food slowly.

Leer langzaam.

Learn at a slow pace.

Praat langzaam.

Talk slowly.

Heel erg langzaam.

very, very slowly.

Ze sterft langzaam...

She's just slowly dying

Haast je langzaam.

Make haste slowly.

- Rustig aan!
- Langzaam!

- Take it easy!
- Hold your horses.
- Slow down.
- Chill!
- Slowly!

Hij loopt langzaam.

He walks slowly.

Slakken bewegen langzaam.

Snails move slowly.

Tom leest langzaam.

Tom reads slowly.

Tom eet langzaam.

Tom eats slowly.

Tom vertaalt langzaam.

Tom translates slowly.

Spreek alsjeblieft langzaam!

Please speak slowly.

Maria gaat langzaam.

Maria walks slowly.

Haast u langzaam.

- Haste makes waste.
- Hasten slowly.
- Make haste slowly.

Tom schrijft langzaam.

Tom writes slowly.

Jullie gaan langzaam.

- You're going slowly.
- You're walking slowly.
- You walk slowly.

Ik eet langzaam.

I eat slowly.

We liepen langzaam.

- We went slowly.
- We walked slowly.

We aten langzaam.

We ate slowly.

Tom spreekt langzaam.

Tom speaks slowly.

Ze werkt langzaam.

She works slowly.

- Ik deed dat langzaam.
- Ik heb dat langzaam gedaan.

I did that slowly.

Tegelijkertijd beweegt ze langzaam.

and, at the same time, is slowly moving away.

Spreek langzaam en duidelijk.

Speak slowly and clearly.

Ze gingen langzaam vooruit.

They moved ahead slowly.

Mijn oma praat langzaam.

My grandmother speaks slowly.

Mijn moeder spreekt langzaam.

My mother speaks slowly.

Tatoeba is langzaam vandaag.

Tatoeba is slow today.

De gletsjer beweegt langzaam.

The glacier moves slowly.

- Traag alstublieft.
- Langzaam alsjeblieft.

Slowly, please.

Tom wordt langzaam beter.

- Tom is slowly getting better.
- Tom is getting better bit by bit.
- Tom is gradually getting better.

Tom rijdt te langzaam.

Tom is driving too slow.

Ik leer Iers langzaam.

I'm learning Irish slowly.

Klim langzaam omhoog, Tom!

Climb up slowly, Tom!

Ik deed dat langzaam.

I did that slowly.

- Haastige spoed is zelden goed.
- Haast je langzaam.
- Haast u langzaam.

- More haste, less speed.
- Pace yourself.

- Tom ging langzaam de trap op.
- Tom liep langzaam de traptreden op.

Tom slowly walked up the stairs.

Doe langzaam je ogen dicht

And then you can lightly close your eyes

Hij beƫindigde langzaam de race.

He slowly finished the race.

Ik opende de deur langzaam.

I opened the door slowly.