Translation of "Glimlachen" in English

- Glimlachen!
- Lachen!
- Glimlachen.

Smile.

Glimlachen.

Smile.

Glimlachen!

Smile!

Blijf glimlachen.

- Keep on smiling.
- Keep smiling.

Ze glimlachen.

They're smiling.

Russen glimlachen nooit.

Russians never smile.

Ze glimlachen allebei.

They're both smiling.

Ze probeerde tevergeefs te glimlachen.

She tried to smile in vain.

Ze heeft hem zien glimlachen.

She saw him smile.

Ze heeft haar zien glimlachen.

She saw her smile.

Probeer een beetje te glimlachen.

Try to smile a little.

Op de foto glimlachen ze allemaal.

- Everybody in the picture is smiling.
- Everyone is smiling in the picture.

Tom hoopte dat Mary zou glimlachen.

- Tom hoped Mary would smile.
- Tom hoped that Mary would smile.

- Wij beiden begonnen vrijwel gelijktijdig te glimlachen.
- We begonnen allebei bijna op hetzelfde moment te glimlachen.

Both of us began to smile almost at the same time.

Wij beiden begonnen vrijwel gelijktijdig te glimlachen.

Both of us began to smile almost at the same time.

- Ben je aan het glimlachen?
- Glimlach je?

Are you smiling?

Ik hou van uw manier om te glimlachen.

- I like the way you smile.
- I like your way of smiling.

Wat er ook gebeurt, vergeet niet te glimlachen.

No matter what happens, don't forget to smile.

Soms glimlachen de mensen als ze zich niet goed voelen.

Sometimes when people are uncomfortable they smile.

Het is de eerste keer dat ik Tom zie glimlachen.

- This is the first time I've ever seen Tom smile.
- This is the first time that I've ever seen Tom smile.

Wat er ook moge gebeuren, je moet niet vergeten te glimlachen.

No matter what may happen, you mustn't forget your smile.

Tom is er eindelijk in geslaagd om Mary te doen glimlachen.

Tom finally managed to make Mary smile.

Hoewel Tom nog tranen in zijn ogen had, begon hij te glimlachen.

Even though Tom still had tears in his eyes, he began to smile.

Ik kan me niet herinneren wanneer ik hem voor het laatst zag glimlachen.

I can't remember when was the last time I've seen him smile.

- We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
- Wij beiden begonnen vrijwel gelijktijdig te glimlachen.

Both of us began to smile almost at the same time.