Translation of "Gisteren" in English

Gisteren?

Yesterday?

- Ik ben gisteren gekomen.
- Ik kwam gisteren.

I came yesterday.

- Het sneeuwde gisteren.
- Gisteren viel er sneeuw.

Yesterday snow fell.

- Tenniste je gisteren?
- Heb je gisteren getennist?

Did you play tennis yesterday?

- Heb je gisteren geskied?
- Heeft u gisteren geskied?
- Hebben jullie gisteren geskied?

Did you ski yesterday?

- Ik ben gisteren aangekomen.
- Ik kwam gisteren aan.

I arrived yesterday.

- Gisteren was het koud.
- Het was gisteren koud.

It was cold yesterday.

- Het was heet gisteren.
- Gisteren was het heet.

- It was hot yesterday.
- Yesterday was hot.

- Waart ge gisteren thuis?
- Was je gisteren thuis?

Were you at home yesterday?

- Gisteren was ik ziek.
- Ik was ziek gisteren.

- I was ill yesterday.
- Yesterday I was ill.

Het motregende gisteren.

There was a light rain yesterday.

Het sneeuwde gisteren.

- It snowed yesterday.
- Yesterday it snowed.

Tenniste je gisteren?

Did you play tennis yesterday?

Gisteren regende het.

It rained yesterday.

Regende het gisteren?

Was it raining yesterday?

- De ontmoeting had gisteren plaats.
- De vergadering was gisteren.
- De vergadering had gisteren plaats.

The meeting took place yesterday.

- Wat hebt ge gisteren gedaan?
- Wat heb je gisteren gedaan?
- Wat heeft u gisteren gedaan?
- Wat hebben jullie gisteren gedaan?

What did you do yesterday?

- Tom is gisteren uit Australië vertrokken.
- Tom vertrok gisteren uit Australië.
- Tom heeft Australië gisteren verlaten.
- Tom verliet gisteren Australië.

Tom left Australia yesterday.

- Waar ben je gisteren geweest?
- Waar was je gisteren?

Where were you yesterday?

- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.

We played soccer yesterday.

- Ik heb hem gisteren ontmoet.
- Ik ontmoette hem gisteren.

I met him yesterday.

- Ik dronk gisteren thee.
- Ik heb gisteren thee gedronken.

I drank tea yesterday.

- Gisteren was het mijn verjaardag.
- Gisteren was mijn verjaardag.

Yesterday was my birthday.

- Tom zat fout gisteren.
- Tom had het gisteren verkeerd.

Tom was wrong yesterday.

- Gisteren heb ik gevoetbald.
- Gisteren heb ik voetbal gespeeld.

I played soccer yesterday.

- We hebben elkaar gisteren gesproken.
- We hebben gisteren gesproken.

We spoke yesterday.

- Wat heb je gisteren gedaan?
- Wat heeft u gisteren gedaan?
- Wat hebben jullie gisteren gedaan?

What did you do yesterday?

- U heeft ons gisteren gezien.
- Jij hebt ons gisteren gezien.
- Jullie hebben ons gisteren gezien.

You saw us yesterday.

- De openingsceremonie had gisteren plaats.
- De openingsceremonie vond gisteren plaats.

The opening ceremony took place yesterday.

- Ik heb je gisteren gezien.
- Ik heb jou gisteren gezien.

I saw you yesterday.

- Dank je wel voor gisteren.
- Dank u wel voor gisteren.

Thanks for yesterday.

- Ik heb hem gisteren getelefoneerd.
- Ik heb hem gisteren gebeld.

I called him up yesterday.

- Het spijt me van gisteren.
- Het spijt me voor gisteren.

- I apologize for yesterday.
- I'm so sorry about yesterday.

- U heeft ons gisteren gezien.
- Jullie hebben ons gisteren gezien.

You saw us yesterday.

- Hoe voelde hij zich gisteren?
- Hoe voelde zij zich gisteren?

- How did he feel yesterday?
- How did she feel yesterday?

Gisteren was het zondag.

- It was Sunday yesterday.
- Yesterday was Sunday.

Gisteren was het bewolkt.

It was cloudy yesterday.

Gisteren was het koud.

It was cold yesterday.

Hebt ge gisteren gestudeerd?

Did you study yesterday?

Wat overkwam je gisteren?

What happened to you last night?

We hebben gisteren gehonkbald.

We played baseball yesterday.

Was het gisteren koud?

Was it cold yesterday?

Heb je gisteren gewerkt?

Did you work yesterday?

Hij werd gisteren geopereerd.

He was operated on yesterday.

Regende het hier gisteren?

Did it rain here yesterday?

We hebben gisteren getennist.

We played tennis yesterday.

Was je gisteren thuis?

Were you home yesterday?

Hij is gisteren overleden.

He died yesterday.

Ik bezocht hem gisteren.

I paid him a visit yesterday.

Gisteren was het donderdag.

Yesterday was Thursday.

Het was heet gisteren.

Yesterday was hot.

Het regent sinds gisteren.

- It has been raining since yesterday.
- It has rained since yesterday.