Translation of "Hebben" in English

0.022 sec.

Examples of using "Hebben" in a sentence and their english translations:

- Ze hebben afgezegd.
- Zij hebben afgezegd.
- Ze hebben geannuleerd.
- Zij hebben geannuleerd.

They canceled.

We hebben wat we nodig hebben.

We've got what we need.

- Wij hebben honger.
- We hebben honger.

We are hungry.

Honden hebben bazen. Katten hebben personeel.

Dogs have masters. Cats have staff.

- Ze hebben geannuleerd.
- Zij hebben geannuleerd.

They canceled.

- Ze hebben gedineerd.
- Zij hebben gedineerd.

They had lunch.

Zou hebben.

need.

Wij hebben meer geld dan zij hebben.

We've got more money than they do.

Muren hebben oren, papieren schuifdeuren hebben ogen.

Walls have ears, sliding paper doors have eyes

We hebben alles wat we wilden hebben.

We got everything we wanted.

Ze hebben niet wat we nodig hebben.

They do not have what we require.

- We hebben geknuffeld.
- We hebben elkaar omhelsd.

We hugged each other.

- We hebben u nodig.
- We hebben je nodig.
- We hebben jullie nodig.

We need you.

- We hebben het opgelost.
- We hebben het uitgevogeld.
- We hebben een oplossing gevonden.
- We hebben een oplossing bedacht.

- We've figured it out.
- We figured it out.

- We hebben het opgelost.
- We hebben het uitgevogeld.
- We hebben een oplossing gevonden.

We've figured it out.

We hebben 11 talenversies, we hebben miljoenen kijkers,

We have 11 language versions, we have millions of views,

De muren hebben oren, de deuren hebben ogen.

The walls have ears, the doors have eyes.

- Ze hebben ons gered.
- Zij hebben ons gered.

They saved us.

- De vrouwen hebben regenschermen.
- De vrouwen hebben paraplu's.

The women have umbrellas.

- Ze hebben alles verloren.
- Zij hebben alles verloren.

They lost everything.

- Ze hebben het verpest.
- Zij hebben het verpest.

They ruined it.

- Ze hebben Tom uitgezet.
- Ze hebben Tom gedeporteerd.

They deported Tom.

- Ze hebben het druk.
- Zij hebben het druk.

- They're busy.
- They are busy.

- Wij hebben twee kinderen.
- We hebben twee kinderen.

- We have two kids.
- We have two children.

- We hebben altijd opties.
- We hebben altijd keuzes.

We always have options.

- Wij hebben twee kinderen.
- We hebben twee zoons.

- We have two kids.
- We have two children.
- We have two sons.

- Ze hebben misschien opgegeven.
- Misschien hebben ze opgegeven.

Maybe they gave up.

- We hebben het gehaald.
- We hebben het gered.

We made it.

- We hebben gerechtigheid nodig.
- We hebben rechtvaardigheid nodig.

We need justice.

- We hebben drie kinderen.
- Wij hebben drie kinderen.

- We have three children.
- We have three kids.

- Ze hebben je nodig.
- Zij hebben je nodig.

They need you.

- Ze hebben een gezin.
- Ze hebben een familie.

- They have families.
- They have a family.

- We hebben hen gezien.
- We hebben hem gezien.

We've seen him.

- Wetenschappers hebben zwaartekrachtgolven waargenomen.
- Wetenschappers hebben zwaartekrachtgolven gedetecteerd.

Scientists have detected gravitational waves.

- We hebben u nodig.
- We hebben je nodig.

We need you.

- Ze hebben ze nodig.
- Ze hebben hen nodig.

They need them.

- Hebben ze het begrepen?
- Hebben jullie het begrepen?

Did they understand?

- Ze hebben geld nodig.
- Jullie hebben geld nodig.

- You need money.
- They need money.

We hebben gekozen.

Okay, we chose it.

Velen hebben beweerd

Now, many have argued

hebben nooit liefdesverdriet,

never get broken hearts,

Bevestiging te hebben .

in hard fact.

Al hebben gehad.

discussed already.

Hebben jullie zussen?

Do you have any sisters?

Ze hebben tweelingdochters.

They have twin daughters.

Boerderijen hebben schuren.

Farmhouses have barns.

We hebben haar!

- We have it!
- We have him!
- We have her!

Hebben jullie rijst?

Do you have rice?

Ze hebben honger.

They feel hungry.

We hebben gasverwarming.

We have gas heating.

Hebben schildpadden tanden?

Do turtles have teeth?

Vogels hebben vleugels.

Birds have wings.

We hebben het!

We have it!

Hebben jullie kwartjes?

Do you have any quarters?

We hebben geluncht.

We had a meal after noon.

We hebben eieren.

We have eggs.

Zij hebben water.

They have water.

We hebben wijn.

We have wine.

Zij hebben wijn.

They have wine.

We hebben haast.

We're in a hurry.

We hebben gasten.

We have guests.

We hebben gelijk.

We're right.

Ze hebben gelijk.

They're right.

We hebben verloren.

We lost.

Ze hebben gelogen.

They lied.

We hebben gewonnen!

We've won!

We hebben bezoek.

- We have a visitor.
- We have a guest.
- We've got a visitor.

We hebben fruit.

We have fruit.

We hebben genoeg.

We've got enough.

We hebben gezwegen.

We kept quiet.

We hebben geknuffeld.

We hugged each other.

Rozen hebben doornen.

Roses have thorns.

We hebben huiswerk.

We have homework.