Translation of "​​er" in English

Er zijn er drie.

there are three.

- Er waren er nog twee over.
- Er bleven er twee over.

There were two left.

Er is er één minder.

There is one less.

Er zullen er drie zijn.

There will be three.

Er is er nog een.

There's one more.

Er we zijn er klaar voor.

And then we're good to go. Woo!

- Er ontbreekt niets.
- Er mist niets.

- Nothing is missing.
- Nothing's missing.

- Er gebeurt niets.
- Er gebeurt niks.

- Nothing is happening.
- Nothing's happening.
- Nothing's going on.
- Nothing is going on.

- Er kwam rook.
- Er verscheen rook.

Smoke appeared.

- Er was niemand.
- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.

- There was nobody there.
- There was nobody.

- Wil je er een?
- Wilt u er een?
- Wil je er eentje?
- Wilt u er eentje?

Want one?

- Er was niemand daar.
- Er was niemand.
- Er was daar geen hond.
- Er was daar niemand.

There was nobody there.

- Is er iets nieuws?
- Is er nieuws?

- Anything new?
- Any news?

Waar er leven is, is er hoop.

- Where there is life, there is hope.
- Where there's life, there's hope.

Zolang er leven is, is er hoop.

- While there is life, there is hope.
- As long as there is life, there is hope.
- While there's life, there's hope.
- As long as there's life, there's hope.

- Er brak applaus uit.
- Er werd geklapt.

Applause broke out.

- Zijn er vragen?
- Zijn er nog vragen?

Are there any questions?

- Wat is er gebeurd?
- Wat is er?

- What happened?
- What's the matter?
- What's happened?
- What has happened?

- Gebeurt er iets?
- Is er iets gaande?

Is anything happening?

- Wat is er?
- Wat is er mis?

- What is the problem?
- What's the problem?
- What's wrong?
- What is wrong?

- Er was niets bewogen.
- Er bewoog niets.

Nothing had moved.

- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?

Who phoned?

- Wie heeft er gepraat?
- Wie praatte er?

- Who spoke?
- Who talked?

- Wie is er gebleven?
- Wie bleef er?

Who stayed?

- Wie heeft er gezwommen?
- Wie zwom er?

Who swam?

- Er kwam niemand.
- Er is niemand gekomen.

Nobody came.

- Er was niemand.
- Er was niemand aanwezig.

There was nobody.

- Is er nog meer?
- Is er meer?

Is there more?

- Er was niemand daar.
- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.

- There was nobody there.
- No one was there.
- Nobody was there.

"Is er een glas?" "Ja, er is er één op de tafel."

"Is there a glass?" "Yes, there's one on the table."

- Wie leest er?
- Wie belt er?
- Wie is er aan het bellen?

Who's calling?

- Er was doodse stilte.
- Er was volledige stilte.
- Er heerste doodse stilte.

There was complete silence.

- Er was een doodse stilte.
- Er was doodse stilte.
- Er was volledige stilte.
- Er heerste doodse stilte.

- There was dead silence.
- There was complete silence.
- There was total silence.

- Wat is er dan gebeurd?
- Wat gebeurde er toen?
- Wat is er toen gebeurd?
- Wat gebeurde er dan?

What happened then?

- Wat is er aan de hand?
- Wat is er gaande?
- Wat gebeurt er?

- What's going on?
- What is going on?
- What is happening?
- What's happening?
- What's shaking?

- Er was een doodse stilte.
- Er was doodse stilte.
- Er heerste doodse stilte.

There was dead silence.

- Wat is er aan de hand?
- Wat is er?
- Wat is er mis?

- What is going on?
- What's up?
- What's happening?
- What's the matter?
- What is the problem?
- How's that going?
- What's on?
- What gives?

- Neem er alstublieft een.
- Neem er alsjeblieft een.

Please take one.

- Probeer er alsjeblieft een.
- Probeer er alstublieft een.

Please try one.

- Er ontbreekt een vork.
- Er ontbreekt één vork.

- There is a fork missing.
- One fork is missing.

- Wat gebeurt er dan?
- Wat gebeurt er vervolgens?

What happens next?

- Ik wil er één!
- Ik wil er eentje!

- I want one!
- I want one.

- Is er iemand verrast?
- Is er iemand verbaasd?

Is anyone surprised?

- Werd er iemand vermoord?
- Werd er iemand gedood?

Was anybody killed?

- Er was niemand daar.
- Er was niemand aanwezig.

- There was nobody there.
- There wasn't anyone there.

- Er begint iets te gebeuren.
- Er begint iets.

Something's beginning.

- Is er nog zout?
- Is er zout over?

- Is there any salt left?
- Is there salt left?

- Er ontbreekt een pagina.
- Er ontbreekt een bladzijde.

- There is a page missing.
- There's a page missing.

- Wie heeft er honger?
- Wie is er hongerig?

- Who's hungry?
- Who is hungry?

- Er was overal afval.
- Overal was er rommel.

Garbage was everywhere.

- Is er daar water?
- Is er water daar?

Is there water there?

- Wie kijkt er?
- Wie zit er te kijken?

Who's watching?

- Er waren overal bloemen.
- Overal waren er bloemen.

There were flowers everywhere.

- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.

- There was nobody there.
- No one was there.
- Nobody was there.

- Wie wil er friet?
- Wie wil er patat?

Who wants fries?

- Er is niemand hier.
- Hier is er niemand.

- No one is here.
- Nobody's here.

- Ik zal er teruggaan.
- Ik keer er terug.

I'll go back there.

Er komen roofdieren.

It brings out predators.

Wat ontbreekt er?

- What is missing?
- What's missing?

Wat gebeurt er?

- What is happening?
- What's happening?

Ben je er?

Are you there?

Iedereen is er.

All are present.

Er heerst mysterie.

Mystery prevails.

Er heerst griep.

There's a lot of flu about.

Er ontbreekt niets.

Nothing is missing.

Er ontbreekt iets.

- Something's missing.
- Something is missing.

Wie lacht er?

Who's laughing?