Examples of using "Yemek" in a sentence and their dutch translations:
Ik moet eten.
Ik zou graag eten.
Ik wil niet eten.
Tom wil niet eten.
Ik wil nu niet eten.
Tom wil niet eten.
Wil je eten?
Het is niet goedkoop om hier te eten.
Ik heb helemaal geen zin om te eten.
Tom heeft geen zin in eten.
Het is gemakkelijk om te veel te eten.
Nu het toch over eten gaat:
- Dit is eten.
- Dit is voedsel.
Het eten is klaar.
- Ik ben aan het eten.
- Ik eet.
Je zou moeten eten.
- Het is etenstijd.
- Aan tafel!
- Het is etenstijd!
Ik ben aan het koken.
Ik kook.
Ik kan niet koken.
Ik ben op zoek naar eten.
Ik kook.
- Ze kookt.
- Zij kookt.
- We gaan koken.
- Wij zullen koken.
Ik kan koken.
- Ze kookt.
- Zij kookt.
Het eten is koud geworden.
Het is etenstijd.
Het eten is heerlijk.
Je bent aan het eten.
Het eten is koud.
We hebben genoeg tijd om te eten.
- Ze eet.
- Ze is aan het eten.
Is het eten klaar?
Wat wil je eten?
- Heb je tijd om te eten?
- Heeft u tijd om te eten?
- Hebben jullie tijd om te eten?
Ik heb nu geen zin in eten.
Ik kan niet begrijpen waarom je niet met Tom wilt eten.
Eetbuien en weer uitbraken.
Er is genoeg voedsel.
- Het is niet normaal om zo veel te eten.
- Het is abnormaal om zoveel te eten.
- Hebben jullie al gegeten?
- Heb je al gegeten?
- Ik ben aan het koken.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.
Laten we eerst eten.
- Je moet niet eten.
- Je hoeft niet te eten.
- De kat eet.
- De kat is aan het eten.
Ik wil nooit meer eten.
Wat wil je eten?
- Iemand is aan het eten.
- Er is iemand aan het eten.
- Iemand eet.
Ik wil biefstuk eten.
Waar wil je eten?
Ik kan niet eten.
- Tom is aan het koken.
- Tom kookt.
Alison kan niet koken.
Wat wil je eten?
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.
Bob kan koken.
- Waar is de eetzaal?
- Waar is de eetkamer?
- Ik ben nu aan het eten.
- Ik eet nu.
Laten we samen gaan eten.
Tom zal dineren.
- Ze koken.
- Zij koken.
Is het eten halal?
Waar is de eetzaal?
Ik heb samen met mijn ouders gegeten.
Dit gerecht is lekker.
- Heb je gegeten?
- Heeft u gegeten?
- Ze aten.
- Ze hebben gegeten.
- Tom at.
- Tom heeft gegeten.
- Wij eten niet.
- We zijn niet aan het eten.
Wij eten samen.
Iedereen is aan het eten.
Ik eet alleen.
Ik wil pizza eten.
- Eten is goedkoop in Duitsland.
- Voedsel is goedkoop in Duitsland.
Ik heb nog niet gegeten.
Tom eet niet.
Ik heb sinds dagen niet gegeten.
Als je niet eet, ga je dood.
Wat is je lievelingseten?