Examples of using "John'a" in a sentence and their dutch translations:
Ik kan Tom met mijn auto niet vertrouwen.
Tom lijkt veel op John.
Ik ga mijn horloge laten repareren bij Johan.
- Tom bood Maria en Jan wat friet aan.
- Tomo gaf Manjo en Johano een paar frietjes.
Tom haalde Mary over om John te helpen.
Tom is niet degene die Mary heeft overtuigd om John auto te leren rijden.