Examples of using "Araba" in a sentence and their dutch translations:
Ik kan autorijden.
De auto is klaar.
De auto is blauw.
Ik rijd.
De auto is van haar.
Ik kan autorijden.
- Ik rijd.
- Ik rij.
Ik reed.
De auto is geel.
De auto is oranje.
De auto is van Brian.
Wat een auto.
- De auto is in de garage.
- De auto staat in de garage.
Ik rijd.
Tom kan niet rijden.
- Kunt gij autorijden?
- Kunt u autorijden?
- Kan je rijden?
- Kan u rijden?
Tom! De auto staat in brand!
Welke auto is van je vader?
De auto is erg snel.
De blauwe auto is duur.
- Die auto is van hem.
- Dit is zijn auto.
Laten we met de auto gaan.
Ik verkoop auto's.
Waar zijn je autosleutels?
- Dit is zijn auto.
- Deze auto is van hem.
Tom reed.
Tom rijdt.
Deze auto is van mij.
Tom kan geen auto besturen.
De auto botste met de vrachtwagen.
- De auto crashte tegen de muur.
- De auto reed tegen de muur.
- De auto botste tegen de muur.
Hij verkoopt auto's.
Deze auto is snel.
Ik wil rijden.
- Kun je autorijden?
- Kan je rijden?
- Kunnen jullie rijden?
- Kunt u rijden?
Waar kan ik een auto huren?
- Ik wil niet rijden.
- Ik heb geen zin om te rijden.
Ik word wagenziek.
Maria reed.
Ik heb een auto gekocht.
Welke auto is van Tom?
Ik kan niet rijden.
Kun je autorijden?
Wie gaat er rijden?
We zullen rijden.
Tom zal rijden.
De twee auto's botsten.
Van wie is die auto?
Van wie schijnt die auto te wezen?
De auto kwam vast te zitten in de modder.
De auto zat vast in de modder.
Tom kan niet rijden.
Dat is een mooie auto.
Ik kan 's nachts niet rijden.
Ik heb een auto gestolen.
- Kan je rijden?
- Rijd je?
- Rijdt u?
- Kan u rijden?
- Kunnen jullie rijden?
- Rijden jullie?
De auto staat voor de garage.
Laat haar niet rijden.
Bestuur geen auto onder invloed van alcohol.
We hebben een auto gekocht.
Ik werd bijna overreden door een auto.
Het is het niet waard om deze auto te repareren.
Zag de auto er oud uit?
Ik zag hem de auto wassen.
Waar kan ik een auto huren?
- Hij kan geen auto kopen.
- Hij is niet in staat een auto te kopen.
Die auto is erg duur.
Tom kan autorijden.
Ze kunnen allemaal rijden.
Waar komt deze auto vandaan?
Als je autorijdt, moet je niet drinken.
Ik heb gisteren een auto gehuurd.
Ik wil een nieuwe auto.
Rijden ontspant me.
Deze auto is heel duur.
Ik zou graag een auto willen huren.
Ik heb een rode auto gekocht.
In zijn garage staan twee auto's.
Is dat jouw auto?
Ik koop een nieuwe auto.
- Kunt u autorijden?
- Kun je autorijden?
- Mijn grote broer kan rijden.
- Mijn oudere broer kan autorijden.
Ik zou graag een auto willen huren.
Het is een huurauto.
De auto is oud, maar wel goed.
Hij rijdt snel.
Ze is de autosleutels verloren.
Ik heb een auto gekocht.
Hij wil een nieuwe auto.