Examples of using "Istediğini" in a sentence and their dutch translations:
Je mag wie je maar wilt meenemen.
Hij kan doen wat hij wil!
Doe wat je wil.
Pak maar wat je wilt.
Het spijt me dat ik niet heb gedaan wat je vroeg.
Tom doet wat hij wil.
Je mag uitnodigen wie je wilt.
Je mag zeggen wat je wil.
Ik weet niet wat je bedoelt.
Ik heb gehoord dat Mary een scheiding wil.
- Zeg mij gewoon wat ge wilt.
- Zeg me gewoon wat je wilt.
- Macht is recht.
- Macht geeft recht.
Ik snap niet waarom je het wilt.
Ik weet niet wat je wilt dat ik doe.
- Ik begrijp niet wat u bedoelt.
- Ik begrijp niet wat je bedoelt.
Ik weet niet wat je wilt doen.
- Ik weet niet wat je bedoelt.
- Ik weet niet wat je wilt zeggen.
Je hebt gezegd dat je de waarheid wilde.
- Doe wat je wilt.
- Doe wat je wil.
Ik zie wat je bedoelt.
Ik dacht dat je met ons mee wilde gaan.
Ik dacht dat je met ons mee wilde gaan.
- Doe wat ge wilt.
- Doe wat je goed lijkt.
Tom kon in de supermarkt niet vinden waar hij naar zocht.
- Doe wat ge wilt, gekletst wordt er toch.
- Doe wat je wilt, gekletst wordt er toch.
Waarom zeg je dat je in het park wilt wandelen?
- Ik dacht dat je wilde dat ik je hielp.
- Ik dacht dat u wilde dat ik u hielp.
- Ik dacht dat jullie wilden dat ik jullie hielp.
- Doe wat je wilt.
- Doe wat je wil.
- Doe wat ge wilt.
- Doe wat u wil.
- Doe wat je goed lijkt.
Ik begrijp nog steeds niet wat je van me wilt.
Tom zei dat hij Frans wou leren.
Tom zegt dat hij Frans wil studeren.
- Je zei dat je tijd met Tom wilde spenderen.
- Je zei dat je tijd met Tom wilde doorbrengen.
Wanneer je niet kunt doen wat je wilt, doe je wat je kunt.
Ik vroeg me af wat Tom wou.
Ik zie wat je bedoelt.
Tom zei dat hij naar het strand wou gaan.
Tom zei dat hij met me wil trouwen.
Ik denk dat ik weet wat je wil zeggen.
Ik dacht dat je met ons mee wilde gaan.
Hij heeft me gezegd dat hij het bedrijf wil verlaten.
Als je niet kan doen wat je wilt, doe wat je kan.
Tom zei dat hij jullie wil spreken.
Vertel ons gewoon wat je wilt.
Waar zei Tom dat hij heen wilde?
Tom eet alleen wat hij eten wil.
Hij zegt dat hij met jullie wil spreken.
Ik begrijp de bedoeling van de vraag niet.
Tom zei dat hij wilde gaan zwemmen.
en je eist een leidinggevende te spreken.
Ik denk niet dat er nog meer studenten willen komen.
Zeg me waarom je daarheen wilt gaan.
Vraag haar hoeveel soep ze wil.
Je weet heel goed wat ze wil.
- Zeg me wat je wilt voor Kerstmis.
- Zeg me wat u wilt voor Kerstmis.
- Zeg me wat jullie willen voor Kerstmis.
Wat denk je dat je volgende keer zou willen doen?
Denk je dat je voor me zou willen werken?
Ik vroeg Tom wat hij wilde voor Kerstmis.
- Tom vertelde me dat hij wilde stoppen met zijn baan.
- Tom vertelde me dat hij ontslag wilde nemen van zijn baan.
Tom zei me dat hij me Frans wilde leren.
Zeg aan Tom, dat Maria hem wil zien.
- Ik hoor je.
- Ik hoor jou.
- Ik vind dat je Tom moet laten doen wat hij wil.
- Ik vind dat jullie Tom zijn gang moeten laten gaan.
- Ik vind dat je Tom zijn gang moet laten gaan.
- Ik vind dat u Tom moet laten doen wat hij wil.
- Ik vind dat u Tom zijn gang moet laten gaan.
Hij doet altijd wat zijn vrouw wil.
Tom zei dat hij alleen wil wonen.
Tom weet wat Maria wil kopen.
Tom weet dat Maria in Boston wil blijven.
Ik denk niet dat hij op me jaagde als in dat hij me wilde opeten voor lunch.
Ik vraag me af wat ze echt bedoelt.
Tom heeft me nooit gezegd dat hij naar Harvard wilde.
Tom zegt dat hij een nieuwe auto wil kopen.
Tom heeft me gezegd dat hij wilde gaan bergklimmen.
Tom heeft ons nog niet verteld wat hij wil doen.
Waarom dacht je dat Tom je zou willen kussen?
- Waarom zeg je Tom niet wat je wilt voor Kerstmis?
- Waarom zegt u Tom niet wat u wilt voor Kerstmis?
- Waarom zeggen jullie Tom niet wat jullie willen voor Kerstmis?
- Waarom zeg je me niet wat je wilt voor Kerstmis?
- Waarom zegt u me niet wat u wilt voor Kerstmis?
- Waarom zeggen jullie me niet wat jullie willen voor Kerstmis?
- Weet je wat Tom voor Kerstmis wil?
- Weet u wat Tom voor Kerstmis wil?
- Weten jullie wat Tom voor Kerstmis wil?
Tom heeft me verteld wat hij wil met Kerstmis.
Tom zei dat hij wat geld wil lenen.
Tom zei dat hij Maria heeft gevraagd om de laatste sinaasappel niet op te eten.
Dan pas besefte ik wat hij had willen zeggen.
Ik weet dat je rijkt wilt zijn.
Ik weet waar je wilt zijn.
Ik hoorde dat Tom een nieuwe snowboard wil kopen.
Tom vroeg Mary wat ze als verjaardagsgeschenk wilde.
Tom zegt dat hij een puppy wil voor Kerstmis.
Ik denk dat Tom en Mary niet met ons willen eten.
Ik vroeg haar naar haar plannen en ze zei:
Zeg wat je wilt, maar ik doe het toch op mijn eigen manier!
Tom zei dat hij de kerstman op de Noordpool wilde bezoeken.
Ik wil alleen maar weten waarom je zo vroeg bent weggegaan.