Examples of using "Bilmiyorum" in a sentence and their dutch translations:
- Ik weet het niet.
- Ik weet niet.
Ik weet het niet.
- Ik weet het niet.
- Weet ik veel.
Ik ken de waarheid niet.
Ik weet het nog niet.
- Ik ken geen Engels.
- Ik spreek geen Engels.
Ik kan niet zwemmen.
Ik ken geen Engels.
Ik weet het nog steeds niet.
- Ik weet het niet.
- Ik weet niet.
Kortom, ik weet het niet.
Ik weet niet waarom.
Ik ken de waarheid niet.
Dat weet ik niet.
Ik weet het echt niet.
- Ik spreek geen Estisch.
- Ik spreek geen Estlands.
- Ik spreek geen Ests.
Eigenlijk weet ik het niet.
Nee, ik weet het niet.
Ik ken geen Frans.
Ik spreek geen Koreaans.
- Ik weet het niet.
- Ik weet dat niet.
Ik weet niet waar hij is.
Ik weet niets.
Ik weet niet waar je naartoe gaat.
Ik weet niet waar te beginnen.
- Ik ken geen Oekraïens.
- Ik spreek geen Oekraïens.
- Ik ken Toms achternaam niet.
- Ik ken Toms familienaam niet.
Ik weet niet waar we zijn.
Ik weet niet wat ik moet verwachten.
Ik weet niets.
Ik ken het eind van het verhaal niet.
Ik kan niet zwemmen.
Ik spreek helemaal geen Frans.
Ik kan niet koken.
Ik weet niet wat er gebeurt.
Ik weet niet of ik kan komen.
Ik weet niet wat ik moet zeggen.
Ik ken die dans niet.
Ik weet niet of ik ga of niet.
Ik weet het niet zeker.
Ik weet niet wat er in de doos zit.
Ik kan niet jagen.
Ik weet niet wat ze aan het doen zijn.
Het spijt me, maar ik spreek geen Portugees.
- Ik ken het systeem niet.
- Ik weet het systeem niet.
Ik kan niet schrijven.
Ik weet niet of je haar leuk vindt.
Ik weet niet op welke knop ik moet drukken.
Ik weet niet wie u bent.
- Ik weet niet waarom ik het deed.
- Ik weet niet waarom ik het heb gedaan.
Ik weet niet wat haat betekent.
Ik weet niet of ik tijd heb.
Ik weet niet hoe ik moet skiën.
Ik weet niet waar mijn tante woont.
- Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen...
- Ik weet eenvoudig niet wat te zeggen...
- Ik weet niet of u gelukkig bent of niet.
- Ik weet niet of je gelukkig bent of niet.
Ik weet niet wat ik nu wil.
Ik weet niet of je hem kent.
Ik weet niet wat dat is.
Ik weet niet wie hij is.
Zijn echte naam ken ik niet.
Ik weet niet of hij het weet.
Ik weet niet wie de taart heeft gemaakt.
Ik weet niet hoe ik het woord moet spellen.
Ik weet niet waar ik op haar moet wachten.
Ik ken niet veel woorden in het Hebreeuws.
Ik weet niet hoe oud ik ben.
- Ik weet niet waarom ik dat deed.
- Ik weet niet waarom ik dat heb gedaan.
Ik weet niet wat ik met jou aan moet.
Ik weet niet wat ik wil doen.
Ik weet niet wat je wilt dat ik doe.
Ik weet het nog niet.
Ik weet niet wie mijn moeder is.
Ik weet niet wat ik met Tom aanmoet.
Ik spreek nooit Frans.
Ik weet niet waarom we naar hier gekomen zijn.