Examples of using "Babam" in a sentence and their dutch translations:
Mijn vader is thuis.
- Mijn vader is arts.
- Mijn vader is dokter.
- Papa zit in bad.
- Papa is aan het baden.
Mijn vader loopt.
- Mijn vader leeft op de buiten.
- Mijn vader woont op het platteland.
- Mijn vader leeft op de buiten.
- Mijn vader woont op het platteland.
Mijn vader was bezig.
Mijn vader wordt kaal.
Mijn vader is rijk.
Mijn vader is dokter.
Mijn vader is thuis.
Mijn vader is in zijn kamer.
Waar is mijn vader?
- Mijn vader belde net.
- Mijn pa belde net.
Papa werkt.
Mijn vader is in de tuin.
Mijn vader is bezig.
Mijn vader is in Afrika.
Mijn vader rookt.
- Hij is niet mijn vader.
- Hij is mijn vader niet.
Mijn vader accepteert haar niet.
Mijn vader is gestorven aan kanker.
Mijn vader is vijftig jaar oud.
Mijn vader is leraar.
Mijn vader moet het werk doen.
Mijn vader verwent me.
Mijn vader is gezond.
Mijn vader houdt van mijn moeder.
Mijn vader zal vlug weer gezond zijn.
Mijn vader is in Vietnam gestorven.
Hier werkt mijn vader.
Mijn vader is zwijgzaam.
Mijn vader is niet thuis.
Mijn vader is nu in de tuin.
- Mijn vader ging naar China.
- Mijn vader is naar China gegaan.
Mijn vader is groot.
Mijn vader houdt erg van pizza.
Tom is mijn vader.
Mijn vader houdt duiven.
Mijn vader heeft het nu druk.
Mijn vader gaat me vermoorden.
Is pap in de keuken?
Dit is mijn vader.
Mijn vader houdt niet van voetbal.
Mijn vader stopte met roken.
Mijn vader is niet thuis.
Mijn vader staat vroeg op.
Mijn vader is verlekkerd op pizza.
Waarom is mijn pa in de keuken?
- Mijn vader was dokter.
- Mijn vader was arts.
Mijn vader werkt in de fabriek.
Zaterdag is mijn vader vrij.
Mijn vader heeft niet gegeten.
Vroeger reed mijn vader een Kever.
Mijn vader werkt in een fabriek.
- Mijn vader inspireerde me.
- Mijn vader heeft me geïnspireerd.
Mijn vader eet weinig fruit.
Mijn vader was de derde generatie...
Mijn vader is al een decennium lang ziek,
Mijn ouders wonen in Kioto.
Mijn vader rookt zelden.
Mijn vader zal me helpen.
- Sinds twee maanden ligt mijn vader in het ziekenhuis.
- Mijn vader ligt al twee maanden in het ziekenhuis.
Mijn ouders zijn oud.
Mijn vader stierf aan longkanker.
- Zaterdag is mijn vader vrij.
- Mijn vader heeft vrij op zaterdag.
Mijn vader is de langste van ons allemaal.
- Ach! Mijn vader gaat naar China.
- Ach! Papa gaat naar China.