Translation of "Pensado" in Dutch

0.006 sec.

Examples of using "Pensado" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Qué tiene pensado hacer?
- ¿Qué tienen pensado hacer?

Wat had u gedacht te gaan doen?

He pensado en ti.

- Ik heb aan jou gedacht.
- Ik heb aan je gedacht.

Nunca he pensado en volverme profesor.

Ik heb er nooit aan gedacht om leraar te worden.

Tengo pensado permanecer allí una semana.

Ik ben van plan daar een week te blijven.

Nunca había pensado antes en ello.

Ik heb nooit eerder daaraan gedacht.

Tenemos pensado permanecer allí una semana.

We zijn van plan daar een week te blijven.

Tengo pensado quedarme una semana allí.

- Ik ben van plan daar een week te blijven.
- Ik ben van plan om daar een week te blijven.

Ni siquiera he pensado en ello.

Ik heb er zelfs niet over nagedacht.

¿Tienes pensado tomar parte en la reunión?

Bent u van plan deel te nemen aan de bijeenkomst?

Tengo pensado visitar Londres la semana próxima.

- Ik ben van plan om aanstaande week Londen te bezichtigen.
- Ik denk erover om Londen volgende week te bezoeken.

Teníamos pensado permanecer allí unas dos semanas.

We waren van plan om daar ongeveer twee weken te blijven.

Pensar en lo que nunca se ha pensado.

Te denken wat mensen nooit hebben gedacht.

Tenía pensado visitar el templo la semana pasada.

Ik was vorige week van plan de tempel te bezoeken.

Cosas que no había pensado por un tiempo largo,

over dingen waar ik lang niet aan had gedacht.

¿Has pensado más acerca de lo que te dije?

Heb je er nog over nagedacht over wat ik je verteld heb?

Por supuesto que tienes que pagar. ¿Qué habías pensado?

Natuurlijk moet je betalen! Wat dacht jij dan?

Hubiese pensado que ella tiene más de 60 años.

Ik denk dat ze over de zestig is.

- ¿Tienes previsto ir al extranjero?
- ¿Tienes pensado ir al extranjero?

Ben je van plan om naar het buitenland te gaan?

Nunca hubiera pensado que algún día buscaría "viagra" en Wikipedia.

Ik had nooit gedacht dat ik op een dag het woord "viagra" zou opzoeken op Wikipedia.

- Pensé en ti.
- Estaba pensando en ti.
- He pensado en ti.

- Ik dacht aan u.
- Ik dacht aan jou.
- Ik heb aan jou gedacht.
- Ik heb aan je gedacht.

- ¿Qué intentas hacer?
- ¿Qué vas a hacer?
- ¿Qué tiene pensado hacer?

- Wat ben je van plan om te doen?
- Wat zijn jullie van plan te doen?

Jamás habría pensado que me reuniría con ella en un lugar así.

Ik zou nooit gedacht hebben dat ik haar op zo een plaats zou ontmoeten.

- ¿Qué intentas hacer?
- ¿Qué vas a hacer?
- ¿Qué planeas hacer?
- ¿Qué tiene pensado hacer?

- Wat ben je van plan om te doen?
- Wat zijn jullie van plan te doen?
- Wat had u gedacht te gaan doen?

- La última persona a la que le conté mi idea pensó que yo estaba loco.
- La última persona a la que le conté mi idea, ha pensado que estoy loco.

De vorige persoon aan wie ik mijn idee vertelde, dacht dat ik gestoord was.