Examples of using "Profesor" in a sentence and their dutch translations:
Jij bent professor.
- Ben je leerkracht?
- Ben je leraar?
Ik ben professor.
Hij is leraar.
Ik zal jouw leraar zijn.
Ik ben leraar Japans.
Ik droom ervan een leraar te worden.
Je bent een fantastische leraar!
- Ik ben geen dokter, maar leraar.
- Ik ben geen dokter, maar een leraar.
Wat denkt ge van de nieuwe leraar?
Hij besliste leraar te worden.
Google is mijn leraar.
Je bent een leraar.
- Mijn broer is professor.
- Mijn broer is een professor.
Ik ben leraar Japans.
Hij is mijn leraar.
Is zijn vader leraar?
Onze leraar leek verrast te zijn.
Hij is een ervaren lesgever.
- Ben je lerares?
- Ben je leerkracht?
Wie is jouw leraar?
Hij is leraar Engels.
- Ik ben ook leraar.
- Ook ik ben leraar.
- HIj kwam als leraar naar Berlijn.
- Hij kwam naar Berlijn als een leraar.
Dit zegt mijn leraar altijd
- Hij maakte grapjes over zijn leraar.
- Hij spotte met zijn leraar.
De leraar deelde de testen uit.
De leraar gaf ons huiswerk.
Kan ik de professor spreken?
Ik ben professor.
Onze leraar ziet er heel jong uit.
- Wie is jouw lievelingsleraar?
- Wie is jouw favoriete leraar?
Hij is een leraar Italiaans.
- Hij is een ervaren lesgever.
- Hij is een ervaren leraar.
Ik ben leraar.
Ik ben een leraar, geen student.
De leraar was razend op mij.
Ik droom ervan een leraar te worden.
Hij kwam naar Berlijn als een leraar.
Mijn oudste broer is leraar.
Ik ben geen dokter, maar een leraar.
Hij wordt een goede leraar.
Tom zal een goede leraar zijn.
Tom is een leraar Frans.
Ik weet dat je een leerkracht bent.
Mijn droom is om leraar te worden.
U bent een fantastische leraar!
Ik ben een wiskundeleraar op de middelbare school.
Hij is leraar Engels.
- Onze leraar woont vlakbij.
- Onze leraar woont in de buurt.
Ook een leraar maakt al eens een fout.
- Tom is de leraar van Maria.
- Tom is Maria's leraar.
Luister naar wat de leraar zegt.
- De professor is aan het telefoneren.
- De leraar is aan het telefoneren.
Ben je een leerkracht of een leerling hier?
Hij boog voor zijn leerkracht.
De leraar demonstreerde veel natuurkundige experimenten.
Ik ben geen leraar.
John Dalton was een leraar Engels.
Hij is onze leraar Engels.