Examples of using "Lucía" in a sentence and their dutch translations:
Hij zag er heel jong uit.
Onze leraar leek verrast te zijn.
Heeft Lucy al getelefoneerd?
Al lezende leert Lucia veel.
Ze zag er eenzaam uit.
Leek hij op een dokter?
Tom zag er gelukkig uit.
Ik kan me nauwelijks herinneren hoe mijn grootvader eruitzag.
Wat was het beste aan zijn toespraak?
Mijn leven met Pepe was best belangrijk...
Het was tijdens een lastig moment.
Tegen de jonge militanten zeg ik altijd...
Vanuit de verte gezien zag het eruit als een menselijk gezicht.
Ze zag eruit alsof ze lange tijd ziek geweest was.
Ruziën over politiek is anders dan over privézaken.
Hier is onze geliefde kameraad Luciá Topolansky.
Het is makkelijker een stel te worden... ...als je een politiek doel deelt.