Examples of using "Aprende" in a sentence and their dutch translations:
Hij leert snel.
Leer!
Leer.
- Hij leert snel.
- Zij leert snel.
- Hij is een snelle leerling.
- Zij is een snelle leerling.
Leer Italiaans.
Leer langzaam.
Al doende leert men.
Tom leert snel.
Leef en leer.
Neem een voorbeeld aan Tom!
Van je fouten leer je.
Hij leert makkelijk.
- Sinds wanneer leer je Latijn?
- Sinds wanneer leert u Latijn?
- Sinds wanneer leren jullie Latijn?
Leer de bescheidenheid.
Al lezende leert Lucia veel.
Van ervaring leer je.
Door Tatoeba te gebruiken leert men talen.
Leef en leer.
Tom studeert Frans.
Een wijze leert uit zijn fouten.
Maak fouten, leer ervan en groei!
Je moet van je fouten leren.
- Hij studeert Chinees.
- Hij leert Chinees.
Leer de taal zoals je je moedertaal hebt geleerd.
Oefening baart kunst.
Leer het gedicht uit je hoofd voor volgende week.
Bij de rijken leert men sparen, bij de armen koken.
Je leert iedere dag iets nieuws.
- Het is nooit te laat om te leren.
- Niemand is te oud om te leren.
- Je bent nooit te oud om te leren.
- Men is nooit te oud om te leren.
Leer de taal door het gehoor liever dan door het oog.
Jong geleerd is oud gedaan.
We leren uit ervaring dat mensen nooit iets leren uit ervaring.
...maar ik denk dat men meer leert van pijn en lijden...
Een wijze leert uit zijn fouten.
Je leert iedere dag iets nieuws.
Dit dier heeft miljoenen jaren geleerd om onmogelijk te vinden te zijn. Ik moest leren hoe octopussporen eruitzagen.