Translation of "Descanso" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Descanso" in a sentence and their dutch translations:

¡Descanso!

Plaats rust!

Necesito un descanso.

Ik moet even op adem komen.

Recuerden, priorizar sin descanso.

Weet je nog? Steeds blijven triageren.

El descanso excesivo oxida.

Rust roest.

Tomémonos un pequeño descanso.

Laten we een korte pauze nemen.

Tomemos un descanso bajo la sombra.

Laat ons even in de schaduw uitrusten.

Hagamos un descanso para tomar café.

Laten we koffiepauze houden.

El domingo es día de descanso.

Zondag is rustdag.

- Reanudó su trabajo tras un breve descanso.
- Él continuó su trabajo después de un breve descanso.
- Siguió el trabajo después de un corto descanso.

- Na een korte pauze ging hij weer verder met zijn werk.
- Hij hervatte zijn werk na een korte pauze.
- Na een korte pauze begon hij opnieuw te werken.

Te ves agotada, mejor toma un descanso.

Omdat je er moe uitziet, kun je beter wat rusten.

Tom necesita tomarse un día de descanso.

Tom heeft een dag rust nodig.

Tomamos un breve descanso en el camino.

We hebben onderweg een kleine pauze genomen.

Reanudó su trabajo tras un breve descanso.

- Hij hervatte zijn werk na een korte pauze.
- Na een korte pauze begon hij opnieuw te werken.

- ¿Hacemos un pequeño descanso?
- ¿Descansamos un poco?

Zullen we even een pauze nemen?

Lo que necesitamos ahora es un descanso.

Wat we nu nodig hebben is een rustpauze.

- Él continuó su trabajo después de un breve descanso.
- Siguió el trabajo después de un corto descanso.

- Na een korte pauze ging hij weer verder met zijn werk.
- Hij hervatte zijn werk na een korte pauze.

Vamos a tomar un descanso de diez minutos.

Laten wij tien minuten pauze nemen.

Yo pienso que mejor hubieras tomado un descanso.

- Ik denk dat je beter een pauze neemt.
- Ik denk dat u beter een pauze neemt.
- Je kunt volgens mij maar beter even rusten.
- U kunt volgens mij maar beter even rusten.
- Ik denk dat jullie beter een pauze nemen.
- Jullie kunnen volgens mij maar beter even rusten.

Tenía miedo de pedirle un descanso a su jefe.

- Ze had schrik om rusttijd te vragen aan haar baas.
- Ze was bang haar chef om een pauze te vragen.

Luego de realizar el trabajo, el descanso es dulce.

Na gedane arbeid is het goed rusten.

El descanso es desde las 10:40h hasta las 11h.

- De pauze is van 10 uur 40 tot 11 uur.
- We hebben pauze van 10:40 tot 11:00.

Después de tanto trabajo es el descanso más que bienvenido.

Na zo lang werken is rust meer dan welkom.

- Se tomó una semana libre.
- Se ha tomado una semana de descanso.

Hij heeft een week vrij genomen.

Dormí un rato en el descanso del almuerzo porque estaba muy cansado.

Ik heb tijdens de lunchpauze een tukje gedaan omdat ik erg moe was.

Pero en el tope de la colina no encuentran descanso, y tampoco hay agua.

Maar bovenaan vinden ze geen verlichting en geen water.

Ya terminé toda mi tarea así que ahora me gustaría tomar un pequeño descanso.

Ik heb heel mijn huiswerk af, en nu wil ik een beetje rusten.

- Vamos a tomar un descanso de diez minutos.
- Hagamos una pausa de diez minutos.

- Laten wij tien minuten pauze nemen.
- Laten we tien minuten pauzeren.

Este precario lugar de descanso debería bastar para proteger a los gelada del peligro de la oscuridad.

Deze hachelijke rustplek... ...moet voldoende zijn om de gelada's te beschermen tegen gevaren.