Examples of using "Trabajo" in a sentence and their dutch translations:
Heb je er problemen mee? -Ja, veel.
Ze heeft werk gevonden.
Ik werk niet.
- Ik ben een baan aan het zoeken.
- Ik zoek een baan.
Goed gedaan, kerel!
Het is mijn baan.
- Ik ben een baan aan het zoeken.
- Ik zoek een baan.
- Ik zoek werk.
- Ik ben werk aan het zoeken.
Goed gedaan.
Goed gedaan, jij.
- Ik werk morgen.
- Ik ga morgen werken.
Zoek je werk?
- Ik heb een baan nodig.
- Ik heb werk nodig.
Ik werk hier.
Nog meer werk?
Hij zoekt werk.
Ik werk veel.
Ik werk.
U zoekt werk.
Ik werk zelfs op zondag.
Ons werk houdt nooit op.
- Zoek je een baan?
- Zoek je werk?
- Ik werk niet op zondag.
- Ik werk 's zondags niet.
- Ik werk zondags niet.
Hij maakte zijn werk niet af.
Ik werk zelfs op zondag.
Ik werk bij een bank.
Goed werk. Goed gedaan.
Ik werk in de logistiek
Ik heb het werk afgemaakt.
- Ik ben een baan aan het zoeken.
- Ik zoek een baan.
Ga terug aan het werk.
- Ik heb het erg druk.
- Ik ben druk bezig.
- Ik heb erg veel te doen.
Zoek je werk?
- Hij zoekt werk.
- Hij is werk aan het zoeken.
Ik heb een baan nodig.
Ik werk in Milaan.
Het is mijn baan.
Ik werk te veel.
Ga terug aan het werk.
Ik was op zoek naar een baan.
Ik heb een baan gevonden.
Werk maakt vrij.
- Ik werk voor jou.
- Ik werk voor u.
- Ik werk voor jullie.
Ik ga naar het werk.
Ik werk in ploegendienst.
Ik werk bij McDonald’s.
Je weet waar ik werk.
Hij is klaar met zijn werk.
- Hoe doet hij zijn werk?
- Hoe doet zij haar werk?
Ik doe het werk morgen wel.
Heb je het werk al af?
Ik werk bij een bank.
Ik werk in de zoo.
Ik ben een baan aan het zoeken.
Ik werk evenveel als jij.
Ze heeft haar werk voltooid.
Ik moet morgen een hoop werk doen.
De taak is zo goed als afgewerkt.
Ik werk bij een bank.
Ik heb nog geen baan gevonden.
- Tom praat altijd over werk.
- Tom heeft het altijd over werk.