Examples of using "Cristiano" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een christen.
Tom is christen.
Cristiano Ronaldo is een voetballer.
een gevreesde Viking geweest voordat hij een christelijke koning werd.
Hij werd gevangengenomen door zijn christelijke koning Ella, die besloot de beroemde Viking
Je kunt niet redeneren met een fundemantalist, of het nu een christen of een atheïst is.