Examples of using "уехать" in a sentence and their dutch translations:
- Wil je vandaag vertrekken?
- Willen jullie vandaag gaan?
Waarom wil je vandaag weggaan?
We gaan morgen vertrekken.
Hij kan morgen vertrekken.
Waarom wil je vandaag weggaan?
Ik wil weg uit Boston.
Hij besloot naar het buitenland te vertrekken.
- We moeten vertrekken.
- We moeten gaan.
Wij willen weggaan.
Je moet gaan.
Moet je vandaag vertrekken?
Waarom kan Tom niet weggaan?
Ik kan niet wachten om te vertrekken.
- Ik wil graag weg.
- Ik wil graag vertrekken.
- Ik wil graag weggaan.
- Ik zou graag willen vertrekken.
We zouden graag vertrekken.
Hoe laat wil je weg?
Ik heb besloten Boston te verlaten.
- Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkeren.
- Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkomen.
Ik wil naar het buitenland.
Ik moet onmiddellijk vertrekken.
- Moet je weg?
- Moet je weggaan?
- Moet je gaan?
- Wanneer moet je weg?
- Wanneer moet je vertrekken?