Examples of using "спали" in a sentence and their dutch translations:
We sliepen.
Ze sliepen.
Kon je gister goed slapen?
's Nachts sliepen zij op de vloer.
Je sliep.
We hebben tegen elkaar aan geslapen.
Als hij terug thuiskwam, sliepen de kinderen al.
een slaapgroep en een slaaptekortgroep.
Sliepen jullie hier?
Toen ik vanochtend van huis ging, sliepen Tom en Maria nog.
Het oude zomerhuis had slechts één bed, daarom sliepen we er om de beurt in.
Heb je goed geslapen?