Examples of using "хорошо" in a sentence and their dutch translations:
Echt goed!
Oké.
- Nou!
- Goed!
Eind goed, al goed.
Goed. En u?
Je kan goed autorijden.
Mike zingt goed.
Heeft zij goed geslapen?
Dat is goed, nietwaar?
Alles komt goed.
Heeft hij goed geslapen?
Nou, ik ben klaar.
Luister naar mij, oké?
Ze typt goed.
Ik zong goed.
- Ze zong goed.
- Zij zong goed.
Hij zong goed.
Kom op, we gaan.
Dat is echt goed.
Daar gaan we.
Oké, laten we gaan.
Kom op.
Pas op.
Met mij gaat het goed, dank u.
Dat hoor ik graag.
Heel goed!
Hen is een goede zanger.
Zeker. Hoe veel?
Goed, dank je.
- Je ziet er goed uit!
- Je ziet er goed uit.
Oké, laten we gaan.
Hebt ge een aangenaam weekend gehad?
Hij kan goed lezen.
De boter ruikt goed.
Het is leuk om vrienden te hebben.
Zij rijdt goed.
- Hij is een goede chauffeur.
- Hij rijdt goed.
Ken je hem goed?
- Ken je Tom goed?
- Kent u Tom goed?
- "Hoe gaat het met u?" "Met mij alles goed, dank u."
- "Hoe gaat het?" "Goed, dank je."
Zijn roman verkocht goed.
- Alles komt in orde.
- Alles komt goed.
Wat goed is voor u, is goed voor mij.
Behandel hem goed.
Kende je Tom goed?
Kende je hem goed?
Je ziet er erg goed uit.
Je ziet er goed uit vandaag.
Het is goed dat je er bent.
Ik betaal Tom goed.
Hij kan goed koken.
We betalen je goed.
- Ken je Tom goed?
- Kent u Tom goed?
Heb je je vandaag goed gedragen?
OK. Klaar?
Oké, je gaat zo klikken.
Dat is goed. Dat naar beneden.
...goed afgeschermd door de sneeuw.
Tot nu toe gaat het goed.
Zeg jij het maar.
Nu zit ik erop.
Dat is een goede vondst. Oké.
Helm op.
Blijven bewegen.
óf kiplekker óf onwel,
Daar gaan we. Oké.
Aoi danst goed.
Maria kan goed dansen.
Ze zingt goed.
Hij zag er goed uit.
Tom kan goed zwemmen.
Ze zwemt goed.
- Goed. En jij?
- Goed. En u?
Hij praat goed.