Examples of using "права" in a sentence and their dutch translations:
Heeft zij gelijk?
- Heeft u een rijbewijs?
- Heb je je rijbewijs?
- Heb je een rijbewijs?
Wat zijn hun rechten?
Zij had gelijk.
Maria had gelijk.
Alle rechten voorbehouden.
- Toon mij uw rijbewijs alstublieft.
- Laat me je rijbewijs zien, alsjeblieft.
Ze heeft altijd gelijk.
Ze wou een rijbewijs halen.
Tom heeft een rijbewijs.
een persoon die opkomt voor reproductieve rechten,
voor rechten voor immigranten, voor het milieu,
Heb je een rijbewijs?
Uw rijbewijs is verlopen.
Heb ik gelijk?
Je hebt gelijk.
Wat zijn hun rechten?
Zijn moeder had gelijk.
Hier is mijn rijbewijs.
Je hebt het recht niet.
Heeft u een rijbewijs?
Mijnheer, mag ik uw rijbewijs zien?
Ze denkt dat ze altijd gelijk heeft.
Weet jij wanneer Tom zijn rijbewijs haalde?
Je hebt helemaal gelijk.
En mijn zus had gelijk.
- Mag ik uw rijbewijs zien?
- Laat me je rijbewijs zien, alsjeblieft.
- Laat me alstublieft je rijbewijs zien.
Ze heeft ongelijk.
Om te mogen rijden heb je een rijbewijs nodig.
Nancy had jammer genoeg gelijk.
Ze denkt dat ze altijd gelijk heeft.
Tom wil een rijbewijs halen.
De paus heeft niet het recht om te trouwen.
Ik ben gezakt voor mijn rijexamen.
Ik heb bepaalde rechten.
Tom is een mensenrechtenactivist.
Ze denkt dat ze altijd gelijk heeft.
Ik had gelijk.
Niemand heeft recht om ons te controleren.
- Je hebt gelijk.
- U hebt gelijk.
Ik mag dat niet doen.
Laat me je rijbewijs eens bekijken.
Op een dag zullen ze je rijbewijs afnemen.
De politie nam Dan zijn rijbewijs in beslag.
Iemand heeft mijn rijbewijs gestolen.
- Tom zegt dat Mary het mis heeft.
- Tom zegt dat Mary ongelijk heeft.
- Tom zegt dat Mary zich vergist.
- Tom zegt dat Mary fout zit.
Je had gelijk.
Zij stonden ons niet toe de dienstlift te gebruiken.
We moeten mensenrechten voor iedereen bevorderen.
Ik ben niet oud genoeg om een rijbewijs te krijgen.
U heeft het wettelijk recht niet om beslag te nemen op mijn eigendommen.
In zekere zin heeft zij ook gelijk.
Afgelopen maand heb ik mijn rijbewijs verlengd.
Niemand heeft het recht een leven te nemen.
Ik weet dat ik gelijk heb.
Je hebt gelijk.
- Misschien hebt ge gelijk.
- Misschien heb je gelijk.
Mijn moeder heeft een rijbewijs, maar ze rijdt geen auto.
De geschiedenis van de Zuid-Wales Vallei is een gevecht om rechten.
Nu je achttien bent, mag je je rijbewijs halen.
U heeft helemaal gelijk.
- U had gelijk.
- Je had gelijk.
- Jullie hadden gelijk.
En hebben de Palestijnen geen recht op terugkeer naar Palestina?
Tom had geen recht om te doen wat hij gedaan heeft.
Hij slaagde erin zijn rijexamen te halen hoewel hij een slechte chauffeur was.
Ik weet dat ik ongelijk heb.
Voor een keer heb ik gelijk.
Ik ben zeker dat je gelijk hebt.
Heb je je rijbewijs?
Ik weet dat ik gelijk heb.
Ik leerde autorijden en haalde een rijbewijs toen ik achttien was.
Ik leerde autorijden en haalde een rijbewijs toen ik achttien was.
Ik had ongelijk.
Had ik ongelijk?
Je hebt helemaal gelijk.
We moeten voor onze rechten opkomen.
- Misschien hebt ge gelijk.
- Misschien heb je gelijk.
- Misschien heb je wel gelijk.
Ja, daar hebt u gelijk in.
- Je hebt het mis.
- U vergist zich.
Ik weet dat ik ongelijk heb.
U vergist zich.
Ik was fout.
Je hebt helemaal gelijk.
Nou, je zou gelijk kunnen hebben.
Je hebt gelijk, denk ik.