Examples of using "плавал" in a sentence and their dutch translations:
Hij zwom.
Ik zwom.
Tom zwom.
- Wie heeft er gezwommen?
- Wie zwom er?
Ik zwom.
Jij zwom.
Tom zwom met de dolfijnen.
Als kind kon ik goed zwemmen.
Ik heb veel gezwommen tijdens deze zomervakantie.
Hij zwom tot hij niet meer kon.