Translation of "плавать" in Dutch

- Мне нравится плавать.
- Я люблю плавать.

Ik hou van zwemmen.

- Ты умеешь плавать?
- Вы умеете плавать?

Kun je zwemmen?

- Мария умеет плавать.
- Мэри умеет плавать.

Mary kan zwemmen.

Плавать легко.

Zwemmen is gemakkelijk.

- Когда ты научился плавать?
- Когда вы научились плавать?
- Когда ты научилась плавать?

Wanneer heb je leren zwemmen?

- Он не умеет плавать.
- Она не умеет плавать.

- Hij kan niet zwemmen.
- Ze kan niet zwemmen.

- Когда ты научился плавать?
- Когда ты научилась плавать?

Wanneer heb je leren zwemmen?

- Вы не умеете плавать.
- Ты не умеешь плавать.

- Je kunt niet zwemmen.
- Jij kan niet zwemmen.
- U kunt niet zwemmen.
- Jullie kunnen niet zwemmen.

Собаки умеют плавать.

Honden kunnen zwemmen.

Ты умеешь плавать?

Kun je zwemmen?

Мэри умеет плавать.

Mary kan zwemmen.

Том любит плавать.

Tom houdt van zwemmen.

Он умеет плавать.

Hij kan zwemmen.

Я люблю плавать.

Ik hou van zwemmen.

Я умею плавать.

Ik kan zwemmen.

Он любит плавать.

- Hij zwemt graag.
- Hij houdt van zwemmen.

Ты умеешь плавать.

Je kunt zwemmen.

Мы умеем плавать.

We kunnen zwemmen.

Они умеют плавать.

Zij kunnen zwemmen.

Вы можете плавать?

Kun je zwemmen?

Том любит плавать?

- Houdt Tom van zwemmen?
- Zwemt Tom graag?

Рыба хочет плавать.

- Vis moet zwemmen.
- De vis wil zwemmen.

Том умеет плавать.

Tom kan zwemmen.

Он учится плавать.

Hij leert zwemmen.

Она любит плавать.

Zij zwemt graag.

Тому нравится плавать?

- Houdt Tom van zwemmen?
- Zwemt Tom graag?

Она учится плавать.

Ze leert zwemmen.

Мария умеет плавать.

Mary kan zwemmen.

Том боялся плавать.

Tom was bang om te zwemmen.

Вы любите плавать?

Hou je van zwemmen?

- Каждый должен уметь плавать.
- Всем надо бы уметь плавать.

Iedereen zou moeten kunnen zwemmen.

- Всем надо бы уметь плавать.
- Все должны уметь плавать.

Iedereen zou moeten kunnen zwemmen.

- Том ещё не умеет плавать.
- Том ещё не может плавать.

Tom kan nog niet zwemmen.

- Разве вы не любите плавать?
- Разве ты не любишь плавать?

- Houdt u niet van zwemmen?
- Houd je niet van zwemmen?
- Hou je niet van zwemmen?

- Умел бы я плавать.
- Жаль, что я не умею плавать.

Ik wou dat ik kon zwemmen.

Слишком холодно, чтобы плавать.

Het is veel te koud om te zwemmen.

Он умеет быстро плавать.

Hij kan snel zwemmen.

Он научил меня плавать.

Hij heeft mij leren zwemmen.

Я не умею плавать.

Ik kan niet zwemmen.

Я хочу научиться плавать.

Ik wil leren zwemmen.

Не учи рыбу плавать.

- Je moet een oude hond geen kunstjes leren.
- Je moet een oude aap geen smoelen leren trekken.

Ты не умеешь плавать.

- Je kunt niet zwemmen.
- Jij kan niet zwemmen.

Том не умеет плавать.

Tom kan niet zwemmen.

Он хочет научиться плавать.

Hij wil leren zwemmen.

Он не умеет плавать.

Hij kan niet zwemmen.

Когда ты научился плавать?

Wanneer heb je leren zwemmen?

- Пойдёмте плавать.
- Айда купаться.

Laten we gaan zwemmen.

Том не умел плавать.

Tom kon niet zwemmen.

Я не хочу плавать.

Ik wil niet zwemmen.

А кролики умеют плавать?

Kunnen konijnen zwemmen?

Я умею плавать быстро.

Ik kan snel zwemmen.

Я знаю, как плавать.

Ik kan zwemmen.

Вы не любите плавать?

Houdt u niet van zwemmen?

Ты не любишь плавать?

Houd je niet van zwemmen?

Она не умеет плавать.

Ze kan niet zwemmen.

- Мелани сказала, что ей нравится плавать.
- Мелани сказала, что любит плавать.

- Melanie heeft gezegd dat ze graag zwemt.
- Melanie zei dat ze van zwemmen houdt.