Examples of using "занимался" in a sentence and their dutch translations:
Tom studeerde.
- Ik studeerde.
- Ik heb gestudeerd.
Hebt ge gisteren gestudeerd?
Ik heb helemaal niet gestudeerd gisteren.
Ik heb een uur gestudeerd.
Misschien was Tom aan het studeren.
's Avonds heb ik Duits gestudeerd.
Ik heb twee uur gestudeerd.
Toen ik thuiskwam, was Tom aan het studeren.
Ik heb helemaal niet gestudeerd gisteren.
Ze heeft zondagavond niet gestudeerd.
Ik studeerde hard om het examen te halen.
Wat heb je tot die tijd gedaan?
Ik heb twee uur gestudeerd.
Wat was je aan het doen?
Andy moet heel hard geoefend hebben.
Vandaag heb ik twee uur Chinees geleerd.
Hij heeft helemaal niet geleerd.
Wat heb je uitgespookt?
Wat was je aan het doen?
Hebt ge gisteren gestudeerd?
Als ik jou was, zou ik harder leren.
Wat heb je het weekend gedaan?
- Ik hoop dat Tom niet door had wat je aan het doen was.
- Ik hoop dat Tom niet doorhad wat je aan het doen was.
- Wat hebt ge vandaag gedaan?
- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat heeft u vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?