Examples of using "два" in a sentence and their dutch translations:
Twee plus twee is vier.
Pel twee bananen.
- Twee plus twee is vier.
- Twee plus twee is gelijk aan vier.
Twee maal twee is vier.
Ja, twee.
- Er waren er nog twee over.
- Er bleven er twee over.
Twee maal twee is vier.
Het kost 2 euro.
Het is twee uur in de namiddag.
Het is twee uur in de namiddag.
Geef me een paar dagen.
Een kat heeft twee oren.
De oorlog duurde twee jaar.
Het is kwart voor twee.
- Twee vanille-ijsjes alstublieft.
- Twee vanille-ijsjes asjeblieft.
De kat heeft twee oren.
De film duurde twee uur.
De film duurde 2 uur.
Kom om twee uur.
Hebt u twee computers?
- Vier maal twee is acht.
- Vier keer twee is acht.
De voorstelling heeft twee uur geduurd.
Eén, twee, drie.
Twee opties.
Twee biertjes, alsjeblieft.
Twee ijsjes, alstublieft.
Twee maal twee is vier.
Twee kaarten voor volwassenen alstublieft.
- Er zijn twee camions tegen elkaar gebotst.
- Er zijn twee vrachtwagens tegen elkaar gebotst.
Het is twee uur.
Er waren twee taarten.
- Bel twee keer.
- Laat de bel twee keer rinkelen.
Ze is twee maanden oud.
De twee broers stierven.
Twee koffie, graag.
Hij is twee maanden oud.
- Een kat heeft twee oren.
- De kat heeft twee oren.
- Ik heb twee nichtjes.
- Ik heb twee neefjes.
Ken heeft twee katten.
Ik heb twee broers.
Je hebt twee ballen.
Ik ben binnen twee uur terug.
Ik heb twee katten.
Eén plus twee is gelijk aan drie.
- U heeft twee oudere broers.
- Jij hebt twee oudere broers.
- Jullie hebben twee oudere broers.
Het ongeval gebeurde twee uur geleden.
Vijf plus twee is zeven.
- Eén plus twee is gelijk aan drie.
- Eén en twee is drie.
- Eén plus twee is drie.
We hebben maar twee dollar.
Hij kwam twee dagen later weer terug.
Ik ben hier al twee uur.
Twee glazen sinaasappelsap, alsjeblieft.
- De zon gaat onder over twee uur.
- Binnen twee uur gaat de zon onder.
De muur is twee meter dik.
Hey! Twee likes. Leuk.
Nummer 2: sociale valuta.
John heeft twee zonen.
- De kamer heeft twee vensters.
- De kamer heeft twee ramen.
- Ga twee stappen vooruit.
- Ga twee stappen verder.
- Twee stappen vooruit.
We hebben twee zoons.
Haar auto is twee jaar oud.
Het is twee uur in de namiddag.
De film duurde 2 uur.
- Vorm twee rijen.
- Maak twee rijen.
Ik heb twee ogen.
- Er waren er nog twee over.
- Er bleven er twee over.
Zij hebben twee woordenboeken.
Zijn auto is twee jaar oud.
De voorstelling heeft twee uur geduurd.
De voorstelling heeft twee uur geduurd.
Tom heeft twee computers.
Tom heeft twee broers.
Ik heb twee broden gekocht.
De thee kost twee euro.
Ik heb twee hamburgers besteld.
Maria heeft twee vrienden.
- Twee vanille-ijsjes alstublieft.
- Twee vanille-ijsjes asjeblieft.
Kijk! Twee jongens zijn aan het vechten.
Vijf maal twee is tien.
Tom heeft twee kinderen.