Examples of using "один" in a sentence and their dutch translations:
Ik ga er alleen heen.
- Hij is alleen, nietwaar?
- Hij is alleen, niet?
Hier is een.
Een tarantula.
Tom is alleen.
Kom alleen.
Ik ben alleen.
Zijt ge alleen?
Nog een!
- Je staat er alleen voor.
- Je bent alleen.
Is Tom alleen?
Wilt u er een?
Kom alleen.
Een vraag.
Ga alleen.
Kies er één.
Je leeft maar één keer.
De nuldate is één afspraakje in één uur.
De ene is Japanner, de andere Italiaan.
Je leeft maar één keer.
Tom is van plan er alleen te gaan.
Eén, twee, drie.
Dat is één mogelijkheid.
Kijk, hier is een.
Eén welpje is achtergebleven.
Een onderbroek.
De oude man leeft alleen.
Het is één uur.
Ik zal alleen blijven.
Hij bleef alleen.
Was Tom alleen?
Ik ben helemaal in mijn eentje.
- Zijt ge alleen?
- Ben je alleen?
Woon je alleen?
Tom kwam alleen.
- Mag ik een kopje koffie?
- Koffie, graag.
- Zij is eenendertig jaar.
- Ze is eenendertig jaar.
Tom woont alleen.
Een man naderde.
Tom was alleen.
Tom werkt alleen.
Tom ontbeet alleen.
Zo, bijvoorbeeld.
Was je alleen?
Hij woont alleen.
Tom is eenendertig.
- Ik reisde alleen.
- Ik ben alleen op reis geweest.
Waarom ben ik alleen?
Ik zal er een kopen.
Ik woonde alleen.
Hij komt in z’n eentje.
Karel reist alleen.
Hij bleef alleen.
Tom werkte alleen.
Ik lunch alleen.
Hij heeft twee katten: een zwarte en een witte.
Ze hebben een uur.
Ik was alleen in het lokaal.
Eén plus twee is gelijk aan drie.
Ik zal jou een geheim vertellen.
Hij was alleen in de kamer.
Dat heb ik één keer gedaan.
- Eén plus twee is gelijk aan drie.
- Eén en twee is drie.
- Eén plus twee is drie.
- Zijt ge alleen?
- Ben je alleen?
Geef me nog een kans.
Nog een like. Leuk.'
Met één kom je er niet.
Dus dit is nog een aanwijzing.
Ik ben niet de enige die moe is.
Er wordt nog een potentiële maaltijd gelokt.
een, drie, vijf, zeven --
Jij bent alles wat ik wil.
Tom kwam hier alleen.
Ik ben nu helemaal alleen.
Hij was er alleen.
Heb jij er een?
Ik ben liever alleen.
Hij is alleen.
Twee zielen, één gedachte.
- Je werkt alleen.
- Je zult alleen werken.