Examples of using "Мальчика" in a sentence and their dutch translations:
- Waar heb je de jongen gezien?
- Waar hebben jullie de jongen gezien?
- Waar heeft u de jongen gezien?
Ik had medelijden met de jongen.
Iedereen looft de jongen.
Ik zie een jongen.
- Hoe heette die jongen nu weer?
- Hoe was de naam van de jongen ook alweer?
- Hoe heette die jongen ook alweer?
De jongen heeft een krant.
Ken je dat jongetje dat aan het huilen is?
Die jongen heeft zwart haar.
Mijn familie hoopte op een jongen,
Ze liet de hand van de jongen los.
Ik ken deze jongeman.
De jongen zijn fiets is in de garage.
Waar heb je de jongen gezien?
De jongen heeft een fiets
Laten we het de buurjongen vragen.
Ken je dat jongetje dat aan het huilen is?
De jongen heeft een appel in zijn zak.
Ik vroeg aan het kind waarom het weende.
Die jongen heeft zwart haar.
De jongen heeft een appel in zijn zak.
De politieman nam de jongen het mes af.
De hond viel het jongetje aan.
- Er kwamen twee jongens uit de kamer gerend.
- Er kwamen twee jongens de kamer uitgerend.
over de vriendelijke kleine jongen die op een dag verscheen
De drie jongens bekeken elkaar.
Elke jongen heeft zijn eigen kamer.
De moedige brandweerman redde een jongen uit het brandende huis.
Deze jongen heeft een sterk, gezond lichaam.
Mijn moeder heeft de jongen op straat niet gezien.
- Hun zoon heette Edward.
- Ze noemden hun zoon Edward.
- Hij betrapte een jongen die zijn horloge aan het stelen was.
- Hij ving een jongen die zijn horloge aan het stelen was.