Examples of using "видел" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb hem gezien.
- Ik heb jullie gezien.
- Ik heb u gezien.
Ik heb hem gezien.
Je hebt het gezien.
Wie zag jou?
Ik heb hen gezien.
- Ik heb jullie gezien.
- Ik heb je gezien.
- Ik heb u gezien.
- Ik zag het.
- Ik heb het gezien.
Ik zag.
- Hij heeft het ook gezien.
- Hij zag het ook.
Iemand heeft je gezien.
Ik heb haar gisteren gezien.
- Ik heb uw vader gezien.
- Ik heb je vader gezien.
- Ik heb jullie vader gezien.
Ik heb Tom gisteren gezien.
Ik heb uw vader gezien.
- Denkt u dat Tom ons gezien heeft?
- Denken jullie dat Tom ons gezien heeft?
- Denk jij dat Tom ons gezien heeft?
- Ik heb hem gezien.
- Ik zag hem.
Hebt u deze man gezien?
Ik heb hem gezien.
- Ik heb je gisteren gezien.
- Ik heb jou gisteren gezien.
Ik heb haar gisteren gezien.
Iemand heeft je gezien.
- Ik heb je foto's gezien.
- Ik heb jullie foto's gezien.
- Tom zag me niet.
- Tom heeft me niet gezien.
- Hij heeft hem ook gezien.
- Hij heeft het ook gezien.
- Hij heeft haar ook gezien.
Heb je haar daar gezien?
Ik heb een ufo gezien.
- Ik heb de hond gezien.
- Ik zag de hond.
- Heb je het gezien?
- Heb je dat gezien?
Tom zag de video.
- Ik zag het.
- Ik zag dat.
Ik heb hen gezien.
Ik heb het gezien.
Ik zag een gevecht.
Ik heb hem gezien.
- Ik heb een muis gezien!
- Ik zag een muis!
Ik heb jullie gezien.
Ik heb Dana gezien.
Ik zag Tom.
Hij heeft alles gezien.
Wie heb je gezien?
Ik heb veel dingen gezien.
Ik zag de koningin.
Ik zag een slang.
Tom zag Maria.
Ik heb u gezien.
- Wat heb je gezien?
- Wat zag je?
Ik zag de heuvel.
Ik heb je gezien.
Ik zag er net één.
Ik zag je op tv.
Heb je dit al eens gezien?
Tom zag Maria.
Ik heb hem gezien.
- Denkt u dat Tom ons gezien heeft?
- Denken jullie dat Tom ons gezien heeft?
Ik heb je met hem gezien.
Ik zag u koken.
- Ik weet nog wat ik zag.
- Ik herinner me nog wat ik zag.
Ik heb je gisteren gezien.
Niemand heeft haar ooit nog gezien.
Geloof je dat Tom iets heeft gezien?
Ik heb hem lang niet gezien.
Ik heb ze nergens gezien.
- Ik heb vanavond Tom gezien.
- Ik heb Tom deze avond ontmoet.
- Heeft iemand je daar gezien?
- Heeft iemand u daar gezien?
- Heeft iemand jullie daar gezien?
- Ik weet nog wat ik zag.
- Ik herinner me nog wat ik zag.
Ik zag Tom gisteravond.
Ik ben de laatste die hem heeft gezien.
- Ik zag jouw broer eergisteren.
- Ik zag jullie broer eergisteren.
- Ik zag jouw zus eergisteren.
- Ik zag jullie zus eergisteren.
Ik zag helemaal niets.
Ik zag je op tv.
Ik zag Tom op het vliegveld.
Ik zag hem huilen.
Ik heb het met eigen ogen gezien.
Heeft iemand anders je gezien?
Ik zag ooit een ufo.
Heb je mijn fototoestel gezien?
Ik heb haar thuis gezien.
- Ik heb je gisteren gezien.
- Ik heb jou gisteren gezien.