Examples of using "звали" in a sentence and their dutch translations:
Haar naam was Maria.
- Hoe heette die jongen nu weer?
- Hoe was de naam van de jongen ook alweer?
- Hoe heette die jongen ook alweer?
Hun zoon heette Eduardo.
We noemden hem een 'held', maar hij heeft ons verraden.
Er was eens een vrouw die Margaret heette.
Ik kan even niet op zijn naam komen.
We noemden hem een 'held', maar hij heeft ons verraden.
Waarom belde je me?