Examples of using "Taro" in a sentence and their dutch translations:
Taro is twee jaar geleden gestorven.
Hij is Taro's broer.
Taro, kun je mij helpen?
Taro, kun je mij helpen?
Taro, het eten is klaar!
Wie is groter, Ken of Taro?
Taro heeft 10.000 yen afgehaald van de bank.
Taro spreekt beter Engels dan ik.
Wie is groter, Ken of Taro?
Hij is de oudere broer van Taro.
Taro heeft een sterk verantwoordelijkheidsgevoel.