Examples of using "Ajuda" in a sentence and their dutch translations:
Haal hulp.
Help!
- Bedankt voor je hulp.
- Bedankt voor de hulp.
- Bedankt voor het helpen.
- Bedankt voor je hulp.
- Bedankt voor de hulp.
- Bedankt voor het helpen.
Bedankt voor je hulp.
Het helpt.
Help!
We hadden hulp nodig.
Ik heb hulp nodig.
- Ik heb je hulp nodig.
- Ik heb uw hulp nodig.
Ik heb je hulp nodig.
Ik heb zijn hulp nodig.
Ik zal je hulp nodig hebben.
- Wij hebben uw hulp nodig.
- We hebben jouw hulp nodig.
- We hebben jullie hulp nodig.
Zij hebben hulp nodig.
Help me.
We hebben hulp nodig hier.
Ik schakel hulp in.
Hij heeft aangeboden me te helpen.
Dat helpt altijd.
Tom vroeg om hulp.
Ik heb hulp nodig.
Ik had hulp.
Heeft u hulp nodig?
Ga voor hulp.
Wie helpt haar?
- Ze helpt hem.
- Zij helpt hem.
- Zij helpt haar.
- Ze is hem aan het helpen.
Ga je me helpen?
Tom helpt ons.
- Ik heb jouw hulp niet nodig.
- Ik heb uw hulp niet nodig.
- Ik heb jullie hulp niet nodig.
Ik heb meer hulp nodig.
Bedankt voor de hulp.
Heb je nog hulp nodig?
Ik heb jouw hulp hard nodig.
Ik heb uw hulp niet nodig.
Je moet hulp krijgen.
- Ik reken op uw hulp.
- Ik reken op jouw hulp.
Help me.
Ze heeft onze hulp nodig.
Niemand vroeg om jouw hulp.
Mijn God, help me!
- Ik verwacht jouw hulp.
- Ik verwacht uw hulp.
- Ik verwacht jullie hulp.
Ik wacht op je hulp.
- Heb je hulp nodig?
- Hebben jullie hulp nodig?
- Heeft u hulp nodig?
We hebben jullie hulp nodig.
Ze heeft hulp nodig.
Bedankt voor je hulp.
Bedankt voor je hulp.
Tom had hulp nodig.
Ik heb zijn hulp nodig.
- Je hebt hulp nodig.
- U heeft hulp nodig.
- Jullie hebben hulp nodig.
Tom moet hulp zoeken.
Ik heb je hulp nodig.
Ken riep om hulp.
Ik heb je hulp nodig.
"Bedankt voor de hulp." "Geen dank."
Ik heb veel hulp gehad.
Tom wilde mijn hulp niet.
Alvast bedankt voor uw hulp.
Tom helpt ons bijna nooit.
Zonder uw hulp was ik verdronken.
Ik ben dankbaar voor je hulp.
Hij vroeg me onomwonden om hulp.
Ik ben dankbaar voor je hulp.
- Wie helpt uw moeder?
- Wie helpt je moeder?
Hij riep luid om hulp.
- Ze heeft u om hulp gevraagd.
- Ze heeft om je hulp gevraagd.
Ze heeft onze hulp nodig.
Hebben jullie hulp nodig?
We hebben hulp nodig hier.
Ik ben je dankbaar voor je hulp.
Ik reken op jouw hulp.
Tom vroeg Marie om hem te helpen.
Ik zal hulp nodig hebben.
Ik had geen hulp verwacht.
- Was het nuttig?
- Hielp het?
Ik heb geen hulp nodig.
Je hebt onze hulp nodig.
"Bedankt voor de hulp." "Geen dank."
Hulp! Hij heeft mijn tas afgenomen!