Translation of "Saiu" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Saiu" in a sentence and their dutch translations:

Ela saiu.

- Ze is weg.
- Ze is vertrokken.

Ele saiu.

Hij is vertrokken.

Ele saiu imediatamente.

Hij ging onmiddellijk weg.

O sol saiu.

De zon is op.

- Saiu fumaça da chaminé.
- Fumaça negra saiu da chaminé

Er kwam zwarte rook uit de schoorsteen.

Ele saiu por trás.

Ze is weg.

Ele saiu do quarto.

Hij verliet de kamer.

Você saiu ontem à noite?

Ben je gisteravond uitgeweest?

Ele saiu há três dias.

Hij is drie dagen geleden vertrokken.

Ele saiu sem motivo algum.

Hij ging zomaar weg.

Você saiu linda nessa foto.

Je staat mooi op die foto.

- Todos partiram.
- Todo mundo saiu.

Iedereen is vertrokken.

O último trem já saiu.

De laatste trein is al weg.

O sol ainda não saiu.

De zon is nog niet op.

Quando me viu, saiu correndo.

- Zodra hij mij zag, liep hij weg.
- Hij rende weg zodra hij mij zag.

Ele se vestiu e saiu.

Hij kleedde zich aan en ging naar buiten.

- Um gato saiu de sob o carro.
- Um gato saiu de baixo do carro.

Een kat kwam van onder de auto tevoorschijn.

saiu a correr e agarrou-me.

...stormde op me af... ...en greep me vast.

O estudante saiu sem dizer nada.

De student vertrok zonder iets te zeggen.

Toda a família saiu do carro.

De hele familie kwam uit de auto.

Ele saiu de trás da cortina.

Hij kwam van achter het gordijn.

Ele saiu correndo com o dinheiro.

Hij vluchtte met het geld.

Um gato saiu debaixo da mesa.

Een kat kwam onder het bureau vandaan.

Tom saiu de casa às pressas.

Tom verliet haastig het huis.

Tom subiu na bicicleta e saiu.

Tom stapte op zijn fiets en reed weg.

Foi o Tom quem saiu cedo.

Tom was degene die vroeg wegging.

Tom saiu da loja sem pagar.

Tom is de winkel uit gelopen zonder te betalen.

Um gato saiu debaixo da escrivaninha.

Een kat kwam van onder het bureau tevoorschijn.

Ele saiu sem dizer uma palavra.

Hij vertrok zonder een woord te zeggen.

Ela saiu de viagem por alguns dias.

Voor enkele dagen is ze op reis vertrokken.

- Ele partiu.
- Ele saiu.
- Ele foi embora.

Hij is vertrokken.

- Ele já foi embora.
- Ele já saiu.

Hij is al weg.

O homem saiu do restaurante sem pagar.

De man verliet het restaurant zonder te betalen.

Assim que me viu, ele saiu correndo.

Zodra hij mij zag, koos hij het hazenpad.

A lua saiu de trás das nuvens.

De maan verscheen van achter de wolken.

Felizmente ele saiu com vida do acidente.

Gelukkig heeft hij het ongeval overleefd.

Tom entrou em seu carro e saiu.

Tom sprong in de auto en vertrok.

- Ele disse isso e saiu com a esposa dele.
- Ele falou isso e saiu com a esposa.

Hij zei dat en vertrok met zijn vrouw.

- Por que você desistiu?
- Por que você saiu?

- Waarom ben je gestopt?
- Waarom heb je ontslag genomen?

Depois do jantar meu pai saiu para correr.

Mijn vader is na het avondeten gaan joggen.

- Ele saiu agora mesmo.
- Ele acaba de sair.

Hij is net weggegaan.

Ele falou isso e saiu com a esposa.

Hij zei dat en vertrok met zijn vrouw.

Ela saiu para comprar um pouco de comida.

- Ze vertrok om wat eten te gaan kopen.
- Ze ging uit om iets te eten te kopen.

Minha mãe saiu de casa há dez minutos.

Mijn moeder is thuis vertrokken tien minuten geleden.

Tom se saiu melhor do que eu esperava.

Tom heeft het beter gedaan dan ik had verwacht.

- Tom deixou a cidade.
- Tom saiu da cidade.

- Tom verliet de stad.
- Tom is de stad uit.

Meu irmão saiu correndo do quarto sem dizer nada.

Mijn broer rende uit de kamer zonder iets te zeggen.

- Tom saiu da prisão.
- Tom está fora da prisão.

Tom is uit de gevangenis.

- Ele acabou de sair.
- Ele saiu faz pouco tempo.

Hij is net weggegaan.

A menina saiu de casa sem dizer absolutamente nada.

Het jonge meisje verliet het huis zonder ook maar iets te zeggen.

Tom saiu da casa pouco depois de Mary sair.

Tom heeft het huis een korte tijd nadat Maria vertrok verlaten.

Saiu-se bem hoje. Tomou boas decisões, algumas sob pressão.

Je hebt het vandaag goed gedaan. Goede beslissingen genomen onder druk.

Ele saiu cedo, do contrário não teria pego o trem.

Hij vertrok vroeg; anders zou hij de trein niet hebben gehaald.

Quando eu tinha 10 anos meu irmão saiu de casa.

Toen ik tien was, ging mijn broer bij ons thuis weg.

E foi aí que ele saiu da toca e ficou com medo.

En toen verliet ze het hol en was ze bang.

E, a seguir, vi que ele saiu da toca, mal estava vivo.

Ze wordt het hol uit gespoeld, zo goed als dood.

- Ele partiu num piscar de olhos.
- Ele saiu num piscar de olhos.

In een oogwenk was hij vertrokken.

Tom estava a caminho do hospital quando seu carro saiu da estrada.

Tom was op weg naar het ziekenhuis toen zijn auto van de weg raakte.

- Você fez muito bem.
- Vocês fizeram muito bem.
- Você se saiu muito bem.
- Vocês se saíram muito bem.

Je hebt het heel goed gedaan.