Examples of using "Jogou" in a sentence and their dutch translations:
Ze speelde basketbal.
Hij speelde tennis.
Speelde je tennis?
Sami speelde voetbal.
Tenniste je gisteren?
- Heb je gister baseball gespeeld?
- Heb je gisteren baseball gespeeld?
Hij gooide de banaan weg.
Tom speelde gisteren geen badminton.
Hij heeft de hele dag tennis gespeeld.
Tom gooide een steen naar me.
Tom gooide een steen naar de boom.
De jongen gooide een steen naar de kikker.
Hij liet hem in een put met giftige slangen werpen.
Tom spoelde drugs door het toilet.
Jij ging gisteren voetballen.
Ze hebben gisteren gevoetbald.