Examples of using "Futebol" in a sentence and their dutch translations:
Ik haat voetbal.
Laten we voetbal spelen.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
- Speel je voetbal?
- Speelt u voetbal?
- Spelen jullie voetbal?
- Voetbal je?
- Voetbalt u?
- Voetballen jullie?
Laten we voetbal spelen.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
Jij ging gisteren voetballen.
Ze hebben gisteren gevoetbald.
- Speelt u voetbal?
- Voetbalt u?
Ze hebben gisteren gevoetbald.
Hij houdt van voetbal.
Hij speelt voetbal.
- Spelen jullie voetbal?
- Voetballen jullie?
- Mary speelt voetbal.
- Mary voetbalt.
- Speel je voetbal?
- Voetbal je?
Gisteren heb ik voetbal gespeeld.
Ik hou van voetbal.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
Ik hou van voetbal.
Sami speelde voetbal.
Ik ben gek op voetbal.
We zijn voetballers.
Morgen voetbalt hij.
Hij vindt voetbal leuk.
Ken speelt altijd voetbal.
Laat ons vandaag voetbal spelen.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
Tom kan voetballen.
- Hou je van voetbal?
- Houdt u van voetbal?
- Houden jullie van voetbal?
Morgen ga ik voetbal spelen.
Ken is voetballer.
Mijn favoriete sport is voetbal.
Voetbal is mijn lievelingssport.
Hij vindt voetballen leuk.
Voetbal is een sport.
Hij is voetballer.
Ik heb altijd van voetbal gehouden.
Wij houden van voetbal spelen.
Elke zaterdag spelen we voetbal.
Morgen voetbalt hij.
Ik heb nooit eerder gevoetbald.
Hoelang speel je al voetbal?
Tom leidt het voetbalteam.
Elke zaterdag spelen we voetbal.
Mijn vader houdt niet van voetbal.
Tom brak zijn arm bij het spelen van voetbal.
Voetbal is gewoon niets voor mij.
Morgen is de voetbalwedstrijd.
Cristiano Ronaldo is een voetballer.
Sommige mensen houden van honkbal, anderen van voetbal.
Eric speelt in onze voetbalploeg.
- Mijn favoriete sport is voetbal.
- Voetbal is mijn lievelingssport.
Toen hij jong was voetbalde hij soms.
Mijn favoriete sport is voetbal.
Ik ga voetbal spelen na school.
Al mijn vrienden houden van voetbal.
Ze schijnt geen interesse te hebben in voetbal.
Sommige jongens spelen tennis en anderen spelen voetbal.
Wil je met ons voetbal spelen?
Sommige jongens spelen tennis en anderen spelen voetbal.
Een voetbalteam bestaat uit elf spelers.
De voetballer strikt de veters van zijn voetbalschoenen.
Voetbal is de nationale sport van Nederland.
Tom is de kapitein van de voetbalploeg.
Kent ge de regels van het voetbal?
Ik heb een grote verzameling voetbalplaatjes.
Voetbal is de nationale sport van Nederland.
Ik speelde voetbal, en mijn zus speelde tennis.
- Voetbal is de meest populaire sport in Brazilië.
- Voetbal is de populairste sport in Brazilië.
Er staat een voetbalstadion in de stad waar ik woon.
Voetbal is populairder dan honkbal.
Ik vind tennis leuker dan voetbal.
Ik ben momenteel voetbal aan het spelen. En jij? Wat doe je?
Voetbal is nu populairder in Japan dan voorheen.