Examples of using "Israel" in a sentence and their dutch translations:
Ik kom uit Israël.
Ik ben geboren in Israël.
Israël is een ontwikkeld land.
Mijn chef is afkomstig uit Israël.
Jeruzalem is de hoofdstad van Israël.
Hosni Moebarak heeft maar één vriend, namelijk Israël.
staat, vocht tegen Israël, ook via daden van terrorisme.
eeuwenlang onder Ottomaanse overheersing geweest.
Aan het einde van de oorlog controleerde Israël alles van het grondgebied met uitzondering van Gaza, die Egypte