Examples of using "Piękna" in a sentence and their dutch translations:
- Je bent heel mooi.
- Je bent erg knap.
Prachtig, koel water.
Wat een mooie regenboog!
Wat een prachtig weer.
Wat ben je mooi!
- Zij is zeer mooi.
- Ze is erg knap.
- Ge zijt heel mooi.
- Je bent heel mooi.
- Het is mooi weer.
- Het weer is mooi.
- Het weer is prachtig.
Je bent heel mooi.
- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.
- Jullie zijn mooi.
- Je bent mooi.
Ze was mooi toen ze jong was.
Wat een mooi weer!
- Onschuld is een schone zaak.
- Onschuld is iets moois.
- Mijn zus is knap.
- Mijn zus is mooi.
- Deze roos is prachtig.
- Deze roos is mooi.
Ik weet dat ze mooi is.
Kijk, wat een mooie hagedis!
De mooie vrouw is vriendelijk.
- Van ver bekeken is ze een schoonheid.
- Van een afstand gezien is ze een schoonheid.
Ik droom van een mooie vrouw.
Je moeder was zeker mooi toen ze jong was.
Ze is niet alleen knap, maar ze is ook intelligent.