Examples of using "Jesteś" in a sentence and their dutch translations:
- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.
- Jullie zijn mooi.
- Je bent mooi.
Jij bent de dokter.
- U bent grappig.
- Jullie zijn grappig.
- Je bent grappig.
Je bent lelijk.
Jij bent slim.
- Weet je het zeker?
- Zijt ge zeker?
- Weet u dat zeker?
- Weten jullie het zeker?
- Ben je zeker?
Jij bent van mij.
Ben je kwaad?
Ben je nerveus?
Ben je van nature blond?
- Je bent heel mooi.
- Je bent erg knap.
- Ben jij vegetariër?
- Bent u vegetariër?
- Wat is jouw nationaliteit?
- Wat is uw nationaliteit?
- Wat is jullie nationaliteit?
- Ge zijt mijn vriend.
- Je bent mijn vriend.
"Je bent verantwoordelijk
Je ziet er bleek uit.
Je bent walgelijk!
- Je bent taai.
- Je bent een harde.
Je bent een racist.
Je bent ongelofelijk!
Ben je doof?
- Je bent geweldig.
- U bent geweldig.
- Jullie zijn geweldig.
- Je bent een vrouw.
- U bent een vrouw.
- Je ziet er geweldig uit.
- Je bent prachtig.
Ben je nieuw?
Je bent geweldig!
Je hebt geluk.
Je bent rijk.
- Je bent te vertrouwen.
- Je bent betrouwbaar.
- Je bent creatief.
- Jullie zijn creatief.
- U bent creatief.
- Jij bent een verrader.
- Je bent een verrader.
- Je bent raar.
- U bent raar.
- Jullie zijn raar.
- Je bent vreemd.
- U bent vreemd.
- Jullie zijn vreemd.
- Je bent apart.
- Jij bent apart.
- Jullie zijn apart.
- Je bent zielig.
- U bent zielig.
- Jullie zijn zielig.
- Bent u homo?
- Ben je gay?
Je bent dronken.
Je bent ongelofelijk!
Je bent dom.
Je bent een gevangene.
Je bent een engel!
- Waar ben je?
- Waar zijn jullie?
Zijt ge alleen?
Heb je honger?
- Ben je vrij?
- Bent u vrij?
- Zijn jullie vrij?
Ben je van hier?
Ben je ziek?
Je bent ontslagen.
Heb je slaap?
Ben je klaar?
Weet je het zeker?
- Gij zijt een persoon.
- Jij bent een persoon.
- Zijt ge student?
- Bent u student?
- Bent u studente?
- Ben je student?
Jij bent mooi.
Ben je gewond?
Je bent jaloers.
Je bent een nietsnut.
Je bent een schurk.
Je bent geadopteerd.
Ben jij een muzikant?
Jij bent van mij.
- Jij bent een persoon.
- Je bent iemand.
Je bent gestoord!
- Je bent vrij.
- U bent vrij.
- Jullie zijn vrij.
- Je bent gestoord.
- U bent gestoord.
- Jullie zijn gestoord.
- Jij bent wijs.
- Je bent wijs.
- U bent wijs.
- Jullie zijn wijs.
- Jij bent dapper.
- Je bent moedig.
Je bent gemeen.
Je bent lief.
- Je bent avontuurlijk.
- U bent avontuurlijk.
- Jullie zijn avontuurlijk.
Je bent agressief.
- Je bent geloofwaardig.
- U bent geloofwaardig.
- Jullie zijn geloofwaardig.
- Je bent verward.
- Je bent in de war.
- Je bent gevaarlijk.
- U bent gevaarlijk.
- Jullie zijn gevaarlijk.
Je bent egoïstisch.
Jij bent de eerste.
- Je hebt geluk.
- U hebt geluk.
- Jullie hebben geluk.
- Je bent vrijgevig.
- Je bent gul.
- U bent vrijgevig.
- U bent gul.
- Je bent behulpzaam.
- U bent behulpzaam.
- Jullie zijn behulpzaam.
- U bent hier.
- Je bent hier.
Je bent ongeduldig.
U bent onbeleefd.
Je hebt het mis.
Je bent onschuldig.
Jij bent slim.
- Je bent erbij betrokken.
- U bent erbij betrokken.
- Jullie zijn erbij betrokken.
- U bent nerveus.
- Jij bent nerveus.