Translation of "Ciasta" in Dutch

Ona lubi ciasta.

Ze is gek op cake.

Próbowałeś ciasta, które Tom upiekł?

Heb je de cake geprobeerd die Tom heeft gebakken?

Kto chce jeszcze kawałek ciasta?

Wie wil nog een stuk taart?

Spróbowałem ciasta i było pyszne.

Ik probeerde een stuk taart en het was heerlijk.

Czy chciałbyś jeszcze trochę więcej ciasta?

Wil je nog wat taart?

Jeśli chcesz, możesz zjeść resztę ciasta.

Je kunt de rest van de taart opeten als je wenst.

Czy mogę ci zaproponować następny kawałek ciasta?

Mag ik u nog een stukje gebak aanbieden?